Garnier-Pagès (Etienne Joseph Louis), de leider der Fransche Democraten onder het bewind der Julij-dynastie, geboren den 27sten December 1801 te Marseille, had in de regten gestudeerd en was advocaat, toen de omwenteling van 1830 uitbarstte. Hij nam toen deel aan den driedaagschen strijd en werd in 1831 naar de Kamer afgevaardigd, waar hij openlijk getuigenis gaf van zijne republikeinsche beginselen. Door zijn onberispelijk gedrag, zijne eenvoudigheid, zijne onbaatzuchtigheid en zijn moed verhief hij zich weldra tot de uitstekendste mannen van zijn tijd. Als redenaar schitterde hij door eene kalme ontwikkeling der behandelde zaken en door de kracht en keurigheid van zijn betoog.
Vooral baarde hij opzien, toen hij met 40 andere afgevaardigden, tot welke Lafayette, Lamarque enz. behoorden, een compte rendu onderteekende, gerigt tegen de staatkunde van het juste milieu. Toen hij voorts beschuldigd werd van als lid der vereeniging „Aide-toi” medegewerkt te hebben tot den opstand van 28 Julij 1832, hield hij zich schuil, doch na het opheffen van den staat van beleg stelde hij zich ter beschikking van de regtbank en werd vrijgesproken. In 1834 gedroeg hij zich in de Kamer met moed en beradenheid. Toen men, sidderend voor de magt der republikeinsche genootschappen, bereid was, om aan de regéring alle magt in handen te geven, poogde hij dien schrik te matigen, en bij de hevige aanvallen, die hij daarbij, zelfs van voormalige leden van zulke genootschappen, verduren moest, verzweeg hij niet, dat zelfs de minister Guizot weinige jaren te voren lid was geweest van „Aide-toi” en dat de zegelbewaarder Barthe, de vervaardiger van het aan de Kamer aangeboden wetsontwerp tegen de politieke vereenigingen, vroeger tot de Carbonari had behoord. In geene enkele zitting verzuimde Garnier zijne stem te verheffen voor de uitbreiding van de kiesbevoegdheid. Bij de beraadslagingen over de geheime fondsen in 1837 behandelde hij de staatkundige loopbaan van Guizot met eene scherpe critiek. In 1841 ondersteunde hij met ijver het voorstel van Mauguin en Pagès de l’Arriège tot beperking der bevoegdheid om openbare betrekkingen te bekleeden, en overleed den 23sten Junij van datzelfde jaar. — Zijn halfbroeder Louis Antoine Garnier-Pagès, geboren te Marseille den 10den Julij 1803, was aanvankelijk handelsagent te Parys en nam desgelijks met ijver deel aan de Julijrevolutie.
Na den dood zijns broeders werd hij tot afgevaardigde gekozen en ontwikkelde in de Kamer, aan de uiterste linkerzijde gezeten, een grooten ijver bij de behandeling van financiële vraagstukken. Met geestdrift bevorderde hij het houden der politieke banketten, en werd bij de Februarijrevolutie van 1848 gekozen tot maire van Parijs en tot lid van het Voorloopig Bewind. Den 5den Maart aanvaardde hij, als opvolger van Goudchaux, de portefeuille van Financiën en behield haar, onder hoogst moeijelijke omstandigheden, tot aan het Julij-oproer. Tevens was hij lid der Constituante, waar hij tot de partij der gematigde Democraten behoorde en zijne financiële maatregelen met beleid verdedigde. Hij werd intusschen niet afgevaardigd naar het Wetgevend Ligchaam, en keerde tot het ambteloos leven terug. Thans echter is hy weder lid van het Fransch Parlement, waar hij in den aanvang van 1873 de laatste spreker was over de versterking van Parijs en zijne geestige redevoering Thiers en Bemusat persifleerde en de beschouwingen van Guizot bestreed.