Garigliano, bij de Romeinen Liris en vroeger Claris of Glanis geheeten, eene rivier in de Italiaansche provincie Caserta, voorheen tot het koningrijk Napels behoorende, ontspringt ten noordoosten van San-Germano bij den Monte-Passero, ten zuidoosten van den Monte-Meta, die zich ter hoogte van 2200 Ned. el verheft. Eerst stroomt zij naar het zuidwesten, ontmoet den spoorweg van Rome naar Napels en gaat verder in eene zuidoostelijke rigting langs Pontecorvo, scheidt de vulcanische gewrochten van Rocca-Manfima van de ten oosten van Fondi gelegene bergen, wendt zich met een boog weder naar het zuidwesten, kruipt ook thans nog, evenals in den tijd van Horatius, langzaam voorwaarts tusschen moerassige oevers, en stort na een loop van 18 geogr. mijl zich uit in de Golf van Gaëta. Niet ver van haren mond, bij de bouwvallen van Minturnae, wordt zij sedert 1832 overspannen door de eerst gebouwde kettingbrug in italië. Slechts tot hiertoe is zij uit zee behoorlijk bevaarbaar, en van hier tot Pontecorvo duldt zij slechts platboomde schepen van zeer geringen diepgang.
Haar water is troebel, maar zij bevat veel visch, vooral aal. Aan haren mond vindt men uitgestrekte moerassen — de Maremme de Garigliano —, bij de ouden Paludes Mintumenses genaamd, in wier rietgewas zich weleer Marius verborg, om aan zijne vervolgers te ontsnappen. De Garigliano ontvangt op haren linkeroever eene veel langere rivier dan zij zelve, namelijk de Liri, welke in de provincie Aquila bij den Monte-Posano ontspringt, en ten westen van het bijna geheel drooggemaakte Lago di Celano en langs de grenzen van den voormaligen Kerkelijken Staat voortloopt. De Garigliano heeft vroeger en later eene belangrijke rol vervuld in de krijgsgeschiedenis. De brug over deze rivier ten behoeve van den grooten weg van Rome naar Napels werd in 1495 door den ridder Bayard tegen de overmagt der Genuézen en Venetianen verdedigd, en hierdoor redde hij het van Napels terugtrekkend Fransche leger van Karel VIII. Den 28sten December 1503 verwierven bij dezen stroom de Spanjaarden onder Gonççalo van Cordova eene beslissende zegepraal op de Franschen, waarna den lsten Januarij 1504 de vesting Gaëta capituleerde. — Den 3den November 1860 werden de troepen van den Koning van Napels ten noorden van de Garigliano door de Sardiniërs geslagen, waarna het beleg van Gaëta een aanvang nam. Een gedeelte der overwonnenen (15tot 20000 man) begaf zich den 15den November op Romeinsch grondgebied en werd aldaar ontwapend.