Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Galmei

betekenis & definitie

Galmei of zinkerts, zie Zink.

Galnoten Galnoten of gal-appels noemt men ziekelijke uitwassen op plantendeelen, voortgebragt door den steek van een insect. De vliesvleugelige insecten hebben bij den wortel van hunne legboor een gifbcvattend blaasje. Ook weten wij, dat op de planten uitwassen ontstaan, wanneer men daarin prikt met een scherp werktuig; het schijnt namelijk, dat de hierdoor voortgebragte prikkeling de groeikracht op dit punt verhoogt. Men kan dus aannemen, dat het gif der insecten galnoten van bepaalde hoedanigheid doet ontstaan.

Men verdeelt die uitwassen in uitwendige, die op het weefsel der plantendeelen zijn geplaatst — in inwendige, die zich in dat weefsel bevinden, — en in gemengde, die men zoowel op als in een plantendeel waarneemt. De inwendige noemt men echte, wanneer het insect er in woont, en onechte, wanneer het aan de oppervlakte zijn verblijf houdt. Uitwendige galnoten zijn in grooten getale voorhanden, vooral op de eikenboomen. Deze zijn veelal rond, somtijds beker- en ook wel lensvormig en in het midden ingedrukt. De uitwendige, veel-cellige galnoten noemt men ook wel zamengestelde.

Men vindt deze vooral op rozenbladeren, waar zij door den steek van Rhodiles Rosae worden veroorzaakt; zij vormen er eene mosachtige, geurige massa en waren voorheen onder den naam van Fungus Cynosbati als geneesmiddel in gebruik. Andere veel-cellige uitwendige galnoten van peervormige gedaante vindt men op de wortels van eikenboomen. Inwendige echte galnoten groeijen in de bladeren van wilgen en eikenboomen en in de stengels van de braambes, en inwendige valsche galnoten in de bladstelen der Italiaansche populier, in de olijf- en laurierbladeren, en in de bladstelen en takken van den klimop. Vóór eenigen tijd werden vele galnoten uit China aangevoerd, maar men weet nog niet met zekerheid, van welke boomen zij afkomstig waren. Zij bleken goedkooper te wezen dan de Levantsche, doch hun gehalte aan galnotenzuur was veel geringer, zoodat zij weldra van de markt verdwenen.

De galnoten, die ten behoeve van den handel worden aangevoerd, zijn afkomstig van Quercus infectoria Oliv. of de galnoten-eik, die slechts een paar Ned. el hoog wordt, kortgesteelde bladeren draagt en in Klein-Azië groeit. De galnoten bevinden zich aan de jonge takken, en men verzamelt ze driemaal, — eerst de zwarte, vóór de ontwikkeling van het insect, dan de groene, wanneer het insect de galnoten begint te verlaten, en eindelijk de witte, wanneer het insect vertrokken is. De zwarte zijn bolvormig of bulterig, en bij het doorsnijden ziet men eene buitenste massa, die bruinachtig geel en blinkend, en eene binnenste, die wit en mergachtig is, benevens eene holte, waarin het dier zich bevindt. De groene zijn lichter van kleur en aan de oppervlakte gerimpeld, — en de witte bruinachtig geel. Deze galnoten noemt men de Turksche. Zij hebben een zamentrekkenden smaak en dienen vooral tot het verkrijgen van looizuur, hetwelk zij in aanmerkelijke hoeveelheid bevatten. Met spiritus getrokken, leveren zij galnotentinctuur (Tinctura gallarum), welke als geneesmiddel gebruikt wordt. — In bijgaande figuur ziet men in a eene galnoot op den bladsteel van een eik, en in b die noot doorgesneden, voorts in c de doorsnede van eene veelcellige galnoot van den wortel van den eik, — in d bekervormige galnoten, — in e schijfvormige galnoten , — en in ƒ eene zeer jonge rozenblad-galnoot.

Men gebruikt de galnoten bij de zwart- en grijsverwerij, in de katoendrukkerij, tot het maken van inkt enz. Ook behoort eene galnotenoplossing in het laboratorium tot de reagentia. Vooral dienen zij, gelijk wij reeds zeiden, tot het bereiden van galnoten-looizuur, waartoe zij met waterhoudenden aether worden uitgetrokken. Het looizuur lost hierin niet op, maar onttrekt het water aan den aether, en is daarin oplosbaar. Het aftreksel scheidt zich in 2 lagen, waarvan de bovenste hoofdzakelijk uit eene aethérische oplossing van verschillende stoffen bestaat, en de onderste uit eene waterige oplossing van looizuur, waaruit men dit laatste in zuiveren staat verkrijgen kan. In plaats van waterhoudenden aether kan men ook een mengsel van alkohol en aether nemen. Volgens Strecker bestaat looizuur uit druivensuiker en galluszuur (acidum gallicum, C7 H6 O5), en wordt de druivensuiker onmiddellijk uit looizuur gevormd door de werking van verdund zwavelzuur en zoutzuur.

Het galluszuur, door Scheele ontdekt, is een belangrijk ontledingsproduct van het galnotenlooizuur en kristalliseert in lange, blinkende naalden. Het wordt gebruikt bij de photographie, evenals het daaruit verkregene acidum pyro-gallicum, C6 H6 O3. Die beide zuren nemen gretig zuurstof op, zoodat men ze aanwendt, om het zuurstofgehalte des dampkrings te bepalen. Voorts heeft het galnotenlooizuur aanleiding gegeven tot de kennis van onderscheidene andere zelfstandigheden, die voor de scheikunde, de nijverheid en de geneeskunde belangrijk zijn. Op Java verzamelt men eene goede soort van galnoten van Terminalia chebula Wild., die er in de bergstreken groeit. De noten dragen den naam van Djocjo-noten.

< >