Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Funck

betekenis & definitie

Funck. Onder dezen naam vermelden wij :

Karl Wilhelm Ferdinand von Funck, een Duitsch geschiedschrijver. Hij werd geboren te Wolfenbuttel den 13den December 1761, ontving zijne opleiding aan het Carolinum te Brunswijk, werd in 1712 geplaatst als luitenant bij de Saksische garde, voorts tot adjudant bevorderd, maar nam in 1785 zijn ontslag, om zich aan letterkundigen arbeid te wijden. Aanvankelijk schreef hij eenige artikels in de „Allgemeine Literaturzeitung’’, maar op zijne reizen verzamelde hij stof voor eenige geschiedwerken, waarna zijne „Geschichte Kaizer Friedrich's II (1792)" zonder naam verscheen. in 1791 had hij weder dienst genomen als ritmeester bij een regiment hussaren. Terwijl hij in Thüringen in garnizoen lag, schreef hij eene „Geschichte Sachsens”, doch het handschrift werd bij een brand te Kölleda eene prooi der vlammen. Na zijn terugkeer in Saksen was hij medewerker in de „Horen" en knoopte betrekkingen aan met Schiller en Göthe. in 1801 tot majoor bevorderd, werd hij in den slag bij Jena gewond en gevangen genomen, en door Napoleon afgevaardigd, om den vrede met den Keurvorst van Saksen tot stand te brengen.

Hierna werd hij tot kolonel en vervolgens tot adjudant-generaal benoemd en vergezelde den Koning van Saksen in 1807 naar Warschau en in 1808 naar het Congres te Erfurt. Nog vóór het uitbarsten van den oorlog werd hij generaal-majoor en in 1810 luitenant-generaal, en was in 1812 bevelhebber van eene divisie kavallerie. in 1813 moest hij wegens tegen hem gerezen verdenkingen afstand doen van zijn kommando en kwam op wachtgeld. Daar hij na den volkerenslag bij Leipzig weigerde onder het opperbevel van Rusland te dienen, ontving hij zijn ontslag, maar werd in 1815 op wachtgeld weder als luitenantgeneraal bij de kavallerie erkend. Na zijn terugkeer van eene zending naar het hoofdkwartier van den hertog van Wellington en naar Londen wijdde hij zich aan de wetenschap, en overleed den 7den Augustus 1828. Zijn belangrijkst werk is: „Gemälde aus dem Zeitalter der Kreuzzüge (1820—1824, 4dln)”, terwijl na zijn dood zijne „Erinnerungen aus dem Feldzüge des Sächsischen Corps unter dem General Reynier 1812 (1829)” in het licht verschenen.

Johann Friedrich Funck, een staatkundig schrijver. Hij werd geboren te Frankfort aan de Main den 10den Februarij 1810, studeerde te Jena en te Heidelberg in de godgeleerdheid, en werd predikant bij de Nederlandsche gemeente te Frankfort, maar verloor deze betrekking door zijne brochure: „Das Kandidatenwezen in Frankfort a. M. 1775 und 1830 (1830)”. Daarna wijdde hij zich aan letterkundigen arbeid en gaf alleen of met Freieisen en Sauerwein een aantal staatkundige tijd- en vlugschriften in het licht, zooals „Eulenspiegel”, „Die deutsche Volkshalle”, „Die Fackel”, „Scherz und Ernst”, „Zeitspiegel", enz. waarin hij in verzet kwam tegen het gezag der vorsten, zoodat hij in 1832 tot 4 weken gevangenis veroordeeld werd. Kort daarna bevond hij zich wreder in hechtenis, werd den 3sten April 1833 bij de bestorming der hoofdwacht bevrijd, maar keerde vrijwillig naar den kerker terug, en werd den 23sten van laatstgemelde maand „Wegens schennis der eer door paskwillen”, maar met behoud der eer, tot 8 maanden gevangenis verwezen. Hij heeft van die zaak verslag gegeven in zijne brochure „Untersuchungssache in Betreft' der Fackel (1833)". Na het herkrijgen zijner vrijheid hield hij drukbezochte voorlezingen over de geschiedenis van Duitschland, en toen hij die op hoog bevel moest staken, gaf hij ze uit onder den titel: „Gemeinfaszlicher Überblick der ältesten deutschen Geschichte”.

Beschuldigd van deelneming aan de redactie van het „Bauern-Konversations-Lexikon” en aan den „Männerbund", werd hij wederom in de gevangenis geworpen en na een 2-jarig onderzoek tot 5 jaren gevangenisstraf veroordeeld, welke door het Hof van appèl te Lübeck tot 3 werden verminderd, welke hij op den Hardenberg bij Mainz doorbragt. Met ijver legde hij in den kerker zieh toe op de nieuwe talen en gaf tevens onderwijs aan zijne medegevangenen, en toen hij op vrije voeten gesteld was, hield hij zich bezig met letterkundigen arbeid. Bij de volksbeweging van 1848 was hij minder werkzaam, dan men van hem verwacht had, en hij legde zich toe op het Spaansch. Zijn beste werk is getiteld: „Ludwig der Fromme, geschichte der Auflösung des groszen Frankenreichs (1832)”. Belangrijk is voorts zijn geschrift: „Beitrag zur geheimen Geschichte der französischen Revolution (1843)”.

< >