Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fresco-schilderen

betekenis & definitie

Fresco-schilderen (Het) of het schilderen al fresco geschiedt met waterverwen op een met kalk bepleisterden en nogvoehtigen muur. Reeds in Griekenland was het bekend, en ook later bleef het steeds in zwang, terwijl het in 1846 in de uitvinding der stereochromie (zie aldaar) eene nieuwe overwinning heeft behaald. De van ouds gebruikelijke methode van fresco-schilderen is deze: Men dekt een muur met eene laag mortel, welke uit fijn zand en ouden kalk bestaat. Deze laag bezit, zoolang zij vochtig is, de eigenschap, dat zij de daarop aangebragte kleuren zonder lijm zoo sterk vasthoudt, dat ze noch door droogte noch door water verdwijnen, daar zij zich scheikundig met haar verbinden.

Dit geschiedt doordien de kalk van den natten mortel gedurende het uitdroogen naar de oppervlakte trekt en hier door het opnemen van koolzuur uit den dampkring tot een doorzigtig email kristalliseert, hetwelk de kleurdeeltjes omvat en vast maakt (fixeert). Deze kristallijnen bovenlaag, in water moeijelijk oplossend, wordt door den invloed des dampkrings niet aangetast, maar vormt op den duur eene steenharde korst. Daar er eene verbinding met kalk moet plaats hebben, kunnen de kleuren uit het planten- en dierenrijk, als niet bestand tegen den bijtenden kalk, niet gebruikt worden, evenmin zoodanige delfstoffelijke, die verwantschap bezitten met kalk, bijvoorbeeld loodwit (koolzuur loodoxyde). Daar alleen op een vochtigen grond de kleuren tot een geheel zamensmelten, moet het bepleisteren en het opbrengen der kleuren bij gedeelten gebeuren. De mortellaag moet telkens niet grooter genomen worden, dan de schilder in één dag bewerken kan. Natuurlijk kan hij ook de geheele schets van zijn stuk niet op eens op de kalklaag griffelen; dat geschiedt bij tusschenpoozen volgens een carton van dezelfde grootte als de fresco-schilderij, terwijl eene schets in kleuren hem omtrent deze den weg wijst. Daar nu de kleuren op den vochtigen muur zich donkerder vertoonen, dan op den gedeeltelijk of geheel droogen, vereischt het een geoefend oog, om steeds het nieuwe gedeelte met het afgewerkte in volkomene harmonie te brengen, vooral ook, omdat er geene belangrijke verbetering mogelijk is dan door het afkrabben van de oude laag en het leggen van eene nieuwe.

Verbeteringen van ondergeschikten aard, zooals hardheid van toon enz. kunnen met tempera-verwen verholpen worden. Het spreekt dus van zelf, dat bij het fresco-schilderen eene zoo keurige harmonie van licht en schaduw, als bij het schilderen in olieverf, eene onmogelijkheid is, daar in laatstgenoemd geval de kunstenaar gestadig in de gelegenheid is, om zijn stuk te verbeteren. Voorts ontbreken aan de fresco-schilderij alle doorschijnende en frissche kleuren, zoodat de schaduwen zich bij eenige diepte dof en droog vertoonen. Daarentegen onderscheiden zich de lichte partijen eener fresco-schilderij op eene gunstige wijze. Deze methode van schilderen is inzonderheid geschikt voor monumentale kunstgewrochten, vooral voor grootsche historie-stukken. Haar ontbreekt het lyrisch element der kunst, namelijk de gloed der kleuren, maar zij heeft, als het episch element vertegenwoordigend, sedert eeuwen de prachtigste kunstvoortbrengselen geleverd.

De oudste fresco-schilderijen zijn die van Egypte, Etrurië en Pompeji. Het eerste Christelijke tijdperk heeft er achtergelaten in de Catacomben te Rome. Uit de middeleeuwen heeft men overblijfselen van fresco’s in den dom te Bamberg, in de St. Gereon-, St. Ursula- en St. Cunibert-kerk te Keulen, — in Italië in de kunstgewrochten der schilderschool van Florence en Siéna. Veel werden er geleverd door de school van Giotto. in Duitschland gaf de gewoonte, om de gevels der huizen te beschilderen, aanleiding tot vele fresco’s, men vindt ze er voorts in de kruisgangen der kerken, waar men hier en daar den „doodendans” aantreft. Heerlijk zijn bovenal de fresco’s van meesters uit Rome, Florence en Milaan in de 16de eeuw.

Michele Angelo was ongemeen ingenomen met het frescoschilderen. Langzamerhand begon het echter te ontaarden. Correggio bragt de perspectiefkunstenarijen der beschilderde plafonds in zwang, die in de 18de eeuw zeer algemeen werden. De fresco-schilderkunst begon echter weder te bloeijen in den aanvang onzer eeuw, toen een aantal uitstekende Duitsche kunstenaars zich naar Rome begaf, om haar te beoefenen. in het huis van den Pruissischen consul Bartholdy schilderden Cornelius, Overbeck, Th. Veit en W. Schadow de „Geschiedenis van Jozef” in 7 tafereelen, terwijl sommige van deze benevens andere kunstenaars in de Villa Massimi tooneelen uit Dante, Tasso en Ariosto op den muur bragten.

Het eerste religieuse stuk van deze jeugdige kunstenaarsbent was het beeld van den heiligen Franciscus in de kerk der Madonna degli Angeli bij Assisi. — Daarna werd München de zetel der nieuwe fresco-schilderkunst. Als Kroonprins riep Koning Lodewijk den talentvollen Cornelius derwaarts en belaste hem met het beschilderen der muren in het Glyptotheek, terwijl ook de bogengangen met fresco-schilderijen werden versierd. Daarop volgde het beschilderen der muren in het nieuwe Koninklijk paleis, alsmede in de Allerheiligen-kapèl, — voorts het schilderen van fresco's, tafereelen uit het lied der „Nibelungen” bevattend, in het Koninklijk slot, alsmede het beschilderen der Bonifaciuskerk door Hesz, Koch en Schraudolph en der Ludwigskerk door Cornelius en zijne leerlingen. Eindelijk tooiden in 1865 Piloty, von Schwind en de leerlingen van Folz het Maximilianeum met fresco’s.

De fresco’s buiten Beijeren zijn desgelijks voor een groot deel afkomstig van kunstenaars der schilderschool te München. Stürmer schilderde op het kasteel van den graaf von Spee te Heltorf bij Düsseldorf tafereelen uit de geschiedenis van Keizer Hendrik ü, waarbij echter ook H. Mücke, een leerling van de Düsseldorfsche school, werkzaam was. In den voorhof van het academiegebouw werden door kunstenaars uit München voorstellingen van de 4 faculteiten al fresco geschilderd. De Düsseldorfsche school heeft slechts weinige fresco's geleverd, doch onder deze zeer fraaije, zooals eene Madonna met 2 Heiligen in de St. Andréas-kerk te Düsseldorf door Mücke. In het kasteel Heltorf schilderde Lessing den slag bij Iconium, en Plüddemann de bestorming der stad. Onder het bestuur van Deger hebben eenige uitstekende kunstenaars de Appollinaris-kerk te Remagen met prachtige fresco’s versierd. Van Steinle zijn de fresco’s in het kasteel Rheineck en Stolzenfelz, alsmede in het koor van den Dom te Keulen.

Peschel en Preller leverden muurschilderijen in het „Römische Haus" te Leipzig, en Vogel in de slotkapèl te Pillnitz. Voortreffelijk en grootsch zijn voorts de fresco s van Bendemann in het Koninklijk paleis te Dresden. Op het kasteel Rosenstein bij Stuttgart heeft Gegenbauer eene zaal en een koepel met fresco's uit de geschiedenis van Psyche, en in het Koninklijk paleis te Stuttgart de muren met tafereelen uit de geschiedenis van Würtemberg getooid. Oesterley leverde een fresco in de slotkerk te Hannover, en Veith in het instituut van Stadel te Frankfort aan de Main. Cornelius werd naar Berlijn geroepen en aldaar belast met de uitvoering der ontwerpen van Schinkel tot versiering van het muséum, terwijl Kaulbach fresco's heeft aangebragt in het Nieuwe Muséum. In den Dom te Spiers bevinden zich fresco's van Schraudolph. Weenen, Weimar, de Wartburg enz. zijn in den laatsten tijd van fresco-schilderijen voorzien.

Wij hebben ons in de eerste plaats bij eene beschouwing van de fresco-schilderkunst in Duitschland bepaald, omdat zij elders van weinig belang is. In Engeland echter zijn de zalen van het nieuwe Parlementsgebouw met fresco’s versierd. In Italië heeft men eenige nieuwe fresco’s van Appiani in het Koninklijk paleis te Milaan, en van Benvenuti in de San-Lorenzo-kerk en in het paleis Pitti te Florence. Veel goeds is ook geleverd te Parijs, doch het is te veel in den stijl der stukken in olieverw vervaardigd, zooals men kan opmerken in de muurschilderijen van de Madelaine en van Nôtre-Dame de Lorette. De eenige, bij wien men den echten fresco-stijl weder vindt, is Coudert, die eene voortreffelijke „Magdalena bij het gastmaal van den Farizéër Simon" geschilderd heeft.

De merkwaardigste fresco’s in Frankrijk zijn „De krooning van Homerus'’, een plafondschilderij in het Louvre van Ingres, en eene allegorische voorstelling der kunsten, eene muurschilderij in het Palais des beaux arts van Paul Delaroche. In ons Vaderland worden te weinig grootsche gebouwen gesticht, om er de nieuwe fresco-schilderkunst te doen bloeijen. Oude fresco’s worden er van tijd tot tijd ontdekt in Hervormde kerken, waar men die beelden onder eene kalklaag heeft doen verdwijnen. De jongste ontdekking van dezen aard is die in de kerk te Bathmen in Overijssel.