Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Frankel

betekenis & definitie

Frankel (Zacharias), directeur van het Israëlietisch seminarium te Breslau, geboren te Praag den 18den October 1801, ontving eerst onderrigt in de kennis der Mozaïsche en Talmudische schriften, doch vond weldra zoo groot behagen in de wiskunde en in de oude en Hoogduitsche letterkunde, dat hij het besluit nam, om de universiteit te Pesth te bezoeken. Nadat hij in 1831 in zijne geboortestad was teruggekeerd, aanvaardde hij het volgende jaar de betrekking van rabbijn in het arrondissement Leitmeritz en bevorderde met zoo grooten Ijver de zaken van het onderwijs, dat hij weldra tot opperrabbijn voor Dresden en Leipzig werd benoemd. Als zoodanig bewerkte hij, dat het Israëlietisch Kerkgenootschap van staatswege erkend werd, en dat hij reeds op den Landdag van 1837 vergunning ontving tot het bouwen eener openbare synagoge te Dresden, die in 1840 werd ingewijd. Eene school, door hem in 1836 gesticht, vond een druk bezoek, en zijn geschrift „Die Eidesleistung der Juden in theologische und historische Beziehung (1840, 2de uitgave 1847)”, bij den Landdag ingediend, was oorzaak van de opheffing van den verouderden Israëlietischen eed in Saksen en ook in andere Duitsche landen.

Een beroep als opperrabbijn te Berlijn in 1842 wees hij van de hand, doch begaf zich in 1854 naar Breslau, om er het bestuur op zich te nemen van het pas gestichte seminarium, dat onder zijne leiding de kweekplaats werd der moderne Israëlietische wetenschap. Bij de beweging op Israëlietisch gebied koos hij steeds de rigting van den vooruitgang, maar langs wetenschappelijken weg en in verband met de geschiedenis. Hij zocht haar ter algemeene kennis te brengen in het „Zeitschrift für die religiösen Interessen des Judenthums (1844—1846, 3 dln)". Ook zijn uitvoerig werk: „Der gerichtliche Beweis nach mosaisch-talmudischem Rechte (1841)” bezorgde aan de Israëlieten in Pruissen de wegruiming van beperkende bepalingen. Door zijne „Vorstudien zur Septuaginta (1841)” en het onderzoek „Ueber den Einflusz der palästinensischen Exegese auf die alexandrinische Hermeneutik (1851)” heeft zich Frankel ook bij de Christelijke godgeleerden een regtmatigen roem verworven. Voorts vermelden wij nog van hem: „Hodegetica in Mischnam librosque cum ea conjunctos (1859)” met de daarbij behoorende „Additamenta (1865)”, — „Dr Bernhard Beer, ein Lebens-und Zeitbild (1863)”, — „Ueber palästinensische und alexandrinische Schriftforschung (1854)”, — „Grundlinien des mosaisch-talmudischen Eherechts (1759)”, — en „Entwurf einer Geschichte der Literatur der nachtalmudischen Responsen (1865)”. Sedert 1851 verschijnt onder zijne redactie een „Monatschrift zur Geschichte und Wissenschaft des Judenthums”, hetwelk zich door een degelijken inhoud onderscheidt.

< >