Flores, een eiland van den Oost-Indischen Archipel en tot de Nederlandsche bezittingen (onderhoorigheden van Timor) behoorende, ligt tusschen 8°3' en 8°59' Z.B., en 119°49' en 123°1' O.L. van Greenwich, grenst ten zuiden aan den Indischen Oceaan, ten noorden aan de Soenda-zee, ten westen aan Straat Molo, en ten oosten aan eene straat, die in het noorden Straat Flores, in het midden het Gat van Larantoeka en in het zuiden Straat Lobetóbi genoemd genoemd wordt.
Het telt op 300 □ geogr. mijl ongeveer 250000 inwoners. Over het geheele eiland loopt eene bergketen met vulcanische toppen, zooals de Goenong Bokka of Omboeoe Soro (2100 Ned. el hoog), de Goenong Keo of Omboeoe Romba (2900 Ned. el hoog), de Piek van Ende, de Goenong Api, de Goenong Lobetóbi (2300 Ned. el hoog, een zeer werkzame vulcaan), de Goenong Ilimandiri of Piek van Larantoeka (1600 Ned. el hoog), enz. Die bergketen vormt aan de noordkust een aantal voorgebergten met daartusschen gelegen baaijen, zooals de baai van Rioeng, de Gomon-baai enz. Voorts heeft men aan de zuidkust de Mangrove- en de Alligator-baai, de baai van Nanga-Lilin, die van Nanga-Ramo, die van Borro, die van Nanca Tili, die van Keo en die van Ende.
Tot de vele, maar schaars bevaarbare rivieren behooren er de Wai-Mede, de Rivier van Rio, en de IJzerrivier, ook de Rivier van Potta genoemd, De belangrijkste voortbrengselen des lands zijn rijst, gierst, aard- en peulvruchten, indigo, katoen, tamarinde, tabak, kaneel, sapan- en sandelhout, pisang-, lontar- en kokosvruchten. Het dierenrijk levert er paarden, buffels, varkens, schapen, geiten en veel vogelnestjes, — het rijk der delfstoffen eenig ijzer en stofgoud.
Het eiland is verdeeld in Westelijk-, Midden- en Oostelijk Flores. Het eerste, ook Mangerai of Radja genaamd, telt 5 kleine Staten, wier vorsten den titel van Daloe voeren, terwijl het geheel onderhoorig is aan den Sultan van Bima. De inboorlingen, overeenkomende met de Dajaks op Bornéo, zijn onbeschaafd, vreedzaam, schuw en bijgeloovig; zij houden zich bezig met den landbouw, alsmede met het inzamelen van kaneel, was enz., om die te verruilen, ten einde de schatting aan vermelde Sultan te kunnen voldoen. — Midden-Flores is nagenoeg onbekend; het wordt, naar men meent, bewoond door 3 stammen, welke met de Papoea’s'.vermaagschapt zijn. — Op Oostelijk-Flores heeft men een groot aantal Heidensche stammen, welke door Oudsten bestuurd worden en in den landbouw hun bestaan vinden. Zij worden onderdrukt door de Boeginézen, die zich aan de kust gevestigd hebben. De belangrijkste kolonie is er het Staatje Ende, bij de baai van dien naam gelegen; aan het hoofd der bevolking staan er een Radja en eenige opperhoofden, die door contract met het Nederlandsch gouvernement verbonden zijn. Eene andere volkplanting is er Geliting, die bestuurd wordt door een Mankasaarschen Sjach-Bandar (Handelshoofd), aangesteld door den Radja van Larantoeka onder goedkeuring van den Nederlandschen gezaghebber.
In den noordoosthoek van Flores heeft men het rijk van Larantoeka met het hieraan onderworpene Sika. Het is bevolkt door Zwarte Portugézen en staat onder het bestuur van een Radja, die zich, nadat dit gewest in 1859 door Portugal aan Nederland is afgestaan, door eene overeenkomst met het Nederlandsch gouvernement verbonden heeft. In de hoofdstad Larantoeka, waar een belangrijke handel de met Boeginézen en Timorézen gedreven wordt, wonen de Radja en de Nederlandsche gezagvoerder der Solor-eilanden. Rondom Flores liggen vele onbewoonde eilanden, van welke wij noemen: het West-eiland aan den zuidelijken ingang der Straat Molo, het Toren-eiland, Aloso in de baai van Ende, Gili-Bodo, Palowé (Roesa-Radja), West- en OostDoffer, en Groot- en Klein-Bastaard.