Flint is het kleinste en noordoostelijkste graafschap van het Engelsche prinsdom Wallis. Het bestaat uit 2 door Denbighshire gescheidene deelen en telt op ruim 13½ □ geogr. mijl ongeveer 70000 inwoners, die 2 leden afvaardigen naar het Parlement.
Dit graafschap is het minst bergachtig gedeelte van Wallis en bezit in zijn bodem eene bekoorlijke afwisseling van steenachtige heuvels en vruchtbare dalen. De belangrijkste rivieren zijn er de bevaarbare Dee in het oosten met de Allan, en de Clwyd in het westen. De lage landen dragen er korenvelden, weiden en wouden. Vooral vindt men er een grooten rijkdom van delfstoffen. De steenkolenbeddingen langs de Dee hebben eene dikte van 6 Ned. palm tot 5 Ned. el. Te voren waren er vele ijzersmelterijen, die echter door de mededinging van Schotland aanmerkelijk verminderd zijn. Daarentegen delft men er koper, vitriool, lood, galmei, blende en eenig zilver.
Ook heeft men er katoenfabrieken, pottebakkerijen en zoutpannen. De hoofdstad is Mold, fraai gelegen aan de Allen en aan den spoorweg. De voormalige hoofdstad Flint ligt aan de Dee en bezit drukbezochte zeebaden, benevens eene haven voor kleine schepen. Weleer was zij eene vesting, en op eene rots verheffen er zich de bouwvallen van den burgt, waar Richard II gevangen zat en in 1399 de kroon afstond aan Hendrik IV. Men heeft voorts in dit graafschap de stadjes Holywell, St. Asaph en Hawarden.
