Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Flank

betekenis & definitie

Flank noemt men in de versterkingskunst of den vestingbouw eene linie, welke bestemd is om eene andere van ter zijde te verdedigen of — bij werken, die van achter open zijn — eene ruimte van ter zijde te dekken.

Bij eene versterking met bastions grenzen de flanken onmiddellijk aan den middenwal (courtine), om de gracht, vóór deze en vóór de faces der naburige bastions gelegen, te bestrijken. Daar de bastions uit de torens der voormalige muren ontstaan zijn, plaatste men aanvankelijk de flanken loodregt op de courtine, later echter loodregt op het verlengde der face van een naastgelegen bastion. Om het geschut op de flanken beter te beveiligen tegen eene enfilade der vijanden, heeft men ze dikwijls als het ware naar de binnenruimte van het bastion teruggetrokken of gebogen, en men heeft ook wel eens onderscheidene flanken van toenemende hoogte achter elkander gelegd, om des te beter de gracht te kunnen bestrijken. Deze bedoelingen worden echter beter bereikt door de thans gebruikelijke gekasematteerde flanken. — In de algemeene krijgskunde beteekenen flanken de zijden van eene afdeeling of corps; zij vormen gewoonlijk de zwakste punten, zoodat het evenzeer van belang is deze door het terrein of door voldoende troepen te versterken, als om op die van den vijand den aanval te ondernemen. Krijgslieden, die den naam van flankeurs dragen, houden steeds hunne aandacht op de flanken van den vijand gevestigd, om op de hoogte te blijven van zijne bewegingen en een onverhoedschen aanval te voorkomen.