Wat is de betekenis van Flank?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

flank

flank - Zelfstandignaamwoord 1. zijkant van een samenhangend geheel Het legioen werd in de flank aangevallen. 2. (elektronica) sterkst stijgende of dalende deel van een elektrisch signaal 3. deel van een bastion dat aan de courtine grenst

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

flank

flank - zelfstandig naamwoord 1. zijkant ♢ Ilse klopte op de flank van het paard 1. in de flank aangevallen worden [aan de zijkant] Zelfstandig naamwoord: flank de flank...

2024-03-29
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

flank

lichaamszijde (BP): in d’rlui flank vallen, in de smaak vallen: Toe vroeg ie nog na de mottige en na Gijs ... heel vrindelijk en beleefd ... je kon zoo zien, asdat we zoo’n beetje in d’rlui flank viele, ABRAMSZ 131;flanken smeren; een pak slaag geven: Jaaij... jaaij!... Goan deur... of ikke sel effe je flanke smere! Weegeluis! QUE...

2024-03-29
Oorlogs begrippenlijst

Bart Janssen (2013)

Flank

Een flank is een deel van het bastion dat aan de courtine grenst. Ook de naar achter gerichte delen van een lunet worden met deze term aangeduid.

2024-03-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Flank

zijde. Men spreekt van de flank van een leger: de zijlinie. Ook in de sport wordt dit begrip wel gebruikt: de linksbuiten is een flankspeler; bij het turnen wordt een sprong zijdelings over een toestel een flanksprong genoemd.

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

flank

sykant.

2024-03-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Flank

is het bovenste en achterste gedeelte van de buik, ontsloten door de heupknobbel, de onderkant van de lendenen en de achterste rib.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Flank

s.; (van dier), fang.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

flank

I. zijde; ribstuk; flank II. flankeren; in de flank dekken; in de flank aanvallen, bestrijken; onttrekken.