Flandin (Eugène Napoleon), een Fransch schilder en oudheidkundige, geboren den 15den Augustus 1809 te Napels, oefende zich aanvankelijk zonder leermeester in het teekenen en schilderen, en na eene reis door Italië leverde hij in 1836 op de tentoonstelling te Parijs 2 Italiaansche stadsgezigten.
Daarna volbragt hij eene reis naar Algiers en behoorde vervolgens onder de kunstenaars, die den Franschen gezant de Sercey naar Perzië vergezelden. Na verloop van 2 jaar kwam hij terug te Parijs, waar eene daartoe benoemde commissie een gunstig verslag inleverde van zijn arbeid. De minister nam het besluit, om dezen openbaar te maken, doch naauwelijks was hij hiermede begonnen, toen de Académie des inscriptions hem bij de regéring aanbeval tot het volbrengen van eene nieuwe taak. Hij ging in 1843 met den consul Botta naar Ninivé, om er de Assyrische bouwvallen in teekening te brengen en de opgravingen te bevorderen. Na zijn terugkeer verwierven zijne verrigtingen op nieuw de goedkeuring der Académie, en de Kamers verleenden de gelden, benoodigd voor de uitgave van zijn werk. Dientengevolge verschenen zijn „Voyage en Perse (1843—1854, 6 dln met koperen platen)” en zijne „Monuments de Ninivé (1846—1850, 5 dln met 400 koperen platen).” Een derde prachtwerk, „L'Orient (1856—1864)” omvat in 3 f°-deelen Azië tot aan de Perzische golf en is versierd met 150 steendrukplaten, door den auteur zelven vervaardigd.