Fibrine of vezelstof is de naam van eene groep van stoffen, die met albumine (eiwitstof) en caseïne (kaasstof) de belangrijke klasse der eiwitachtige of zoogenaamde proteïne-verbindingen vormt. Zij bestaat, even als laatstgenoemde twee, uit koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof en bovendien uit zwavel. Men heeft volgens Liebig 2 hoofdsoorten van fibrine, namelijk bloedfibrine en vleeschfibrine (syntonine). Eerstgenoemde is vloeibaar zoolang het bloed zich in de aderen bevindt, maar stremt , zoodra dit laatste het ligchaam verlaat.
De gestolde, vochtige, van de roode bloedligchaampjes gescheiden fibrine is eene witte, draderige massa, die in gedroogden toestand geel en broos en bij het wrijven zeer electrisch wordt. Zij lost niet op in water, maar zwelt er terstond in op. Het hoofdbestanddeel der vleeschfibrine lost echter op in water, waaraan men een duizendste deel zoutzuur heeft toegevoegd. Bij het koken van vleesch met water tot bereiding van bouillon wordt de fibrine niet opgelost; het bekende vleeschextract van Liebig is zijne voedingswaarde alzoo niet verschuldigd aan de fibrine. De oplosbaarheid van fibrine in zeer verdund zoutzuur geeft echter een middel aan de hand, om daarvan eene voedzame vleeschoplossing te bereiden.