Felix, zie Rachel. Onder dezen naam vermelden wij:
Felix, een Romeinschen landvoogd in Palaestina in den aanvang onzer tijdrekening. Hij was een vrijgelaten slaaf van keizer Claudius en gehuwd met Drusilla, eene kleindochter van Anionius en Cleopatra, en daarna met de evenzoo genoemde dochter van Herodes Agrippa. Volgens Tacitus kenmerkte hij zich door wreedheid en laagheid. Naar hem werd, volgens de Handelingen der Apostelen, Paulus gebragt door den veldheer Claudius Lysias. Hoewel getroffen door de welsprekende Evangélieverkondiging van dien gevangene, kon hij er niet toe besluiten, hem op vrije voeten te stellen. Zelf werd hij door de inwoners van Caesaréa aangeklaagd bij Nero, en het gelukte zijn broeder Pallas, een gunsteling des Keizers, ter naauwernood, zijn val te verhoeden.
Felix, een martelaar en met zijne lotgenoote Begula een beschermheilige der stad Zürich.
Een vijftal Pausen, namelijk: Felix I (269 —274), die volgens het algemeen gevoelen onder Aurélianus den marteldood onderging, — Felix II, die na het verdrijven van Liberius (955), een volgeling van Athanasius, door de Ariaansche partij op den Heiligen Stoel werd geplaatst, maar in 358 weder afstand moest doen van zijne waardigheid, — Felix III (483—492), een ijverigen tegenstander der Monophysieten, die den vrede in de Kerk zocht te herstellen, maar door de veroordeeling van Acacius juist de eerste scheuring veroorzaakte van de Latijnsche en Grieksche Kerk, — Felix IV (526—530), door koning Theodorik de Groote tot opperbisschop benoemd , — en Felix V, te voren Amadéus VIII, hertog van Savoye-, hij werd in 1439 door de kerkvergadering te Basel tot Paus gekozen, doch vervolgens door velen verlaten, zoodat hij verpligt was in 1449 zijne waardigheid neder te leggen, om als vicaris-generaal in Savoye, Basel enz. werkzaam te wezen.