De fagot is een houten blaasinstrument van langwerpigen vorm, zonder belangrijke kromming, van boven met een pijpje voorzien. Het is de bas van de hoboë, en zijn omvang is ruim, en gaat (chromatisch van de contra B tot de eensgestreepte b, dat is vier octaaf. De. klankkleur van het instrument is niet glansrijk en frisch: toch levert het in de diepte een fraai basgeluid tegen de clarinet, den horen, en andere houten blaasinstrumenten.
Vooral Beethoven, Mendelsohn en Meyerbeer wisten er schoone effecten mede te voorschijn te brengen. In een goed bezet, groot orchest vindt men twee fagots, — in het klein orchest slechts één.