Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Euboea

betekenis & definitie

Euboea of Euboia, het grootste en vruchtbaarste eiland van het hedendaagsche Griekenland, ligt in de Aegaesche zee ten zuiden van Thessalië en is hiervan gescheiden door het kanaal van Trikeri, — voorts ten westen van Locris, Boeotië en Attica door eene smalle zeestraat, de Euripus, thans Egripo, met welken naam het volk ook het eiland zelf bestempelt, terwijl daaruit de Italiaansche naam Negroponte is ontstaan.

Over die straat heen kan men sedert 410 vóór Chr. het eiland door middel eener brug bereiken. Het heeft eene lengte van 33 en eene afwisselende breedte van 1—7 geogr. mijl, ’t geen eene oppervlakte geeft van 63 □ geogr. mijlen. Het eiland is zeer bergachtig, en een drietal gebergten verdeelt het in Noord-, Midden- en Zuid-Euboea. In het noorden verrijst het Galgodes-gebergte met den Xeron-Oros (bij de Ouden de Telethrion) ter hoogte van 1000 Ned. el. In de middelste groep klimt de Delphi (Dirphys) tot eene hoogte van 1700 Ned. el, en in de zuidelijke de Ocha— thans de St. Eliasberg — tot eene hoogte van 1400 Ned. el.

In de middelste vormt leisteen en in de 2 andere glimmerlei de hoogste toppen, terwijl het eigenlijke gebergte uit kalksteen bestaat. Hier en daar vindt men uitgestrekte marmerlagen, vooral eene blaauwachtig grijze soort, die als marmer van Carystus beroemd was bij de Ouden. Aan de oostkust, bij Kumi, vindt men eene bruinkolenbedding, en ten noorden, bij Aedepsos, warme geneeskrachtige bronnen. Uitmuntende weilanden en groote dennenwouden bedekken er de helling van het gebergte in het noordelijk gedeelte, terwijl zich in het midden uitgestrekte wouden van kastanjeboomen verheffen, en de bergen in het zuiden nagenoeg kaal zijn. Het klimaat is er zeer gezond, en de bodem der dalen mild besproeid en zeer vruchtbaar. De belangrijkste voortbrengselen des lands zijn katoen, olijvenolie, wijn, tarwe, ooit, citroenen, zijde en honig.

Aanvankelijk was het eiland in het noorden bewoond door de Thessalische Histiaeërs, in het midden door de Abanten en Kureten, en in het zuiden door de Dryopers. Later kwamen er volkplantingen uit Attica en men rekende de bewoners tot den Ionischen stam. Eerst werd het door koningen beheerscht, en later in eene republiek herschapen. De steden verkregen er allengs eene volkomene zelfstandigheid, en vele van deze begonnen te bloeijen, inzonderheid Chalcis en Erétria, die talrijke volkplantingen uitzonden naar het zuiden van Italië, Sicilië en het schiereiland van Thracië (Chalcidice). Péricles bragt het geheele eiland onder het gezag van Athene.

In den laatsten tijd van den Peloponnésischen oorlog voegden de eilanders zich bij Boeotië, maar moesten zich weldra onderwerpen aan Philippus van Macedonië. Na den val der Macedonische heerschappij kwamen zij onder het gezag der Romeinen en vormden in naam een vrijen Staat, totdat Vespasianus het eiland toevoegde aan het wingewest Achaja. Later was het een deel van het Byzantijnsche rijk; het werd in 1204 door de Venetianen veroverd, somtijds door eigene hertogen bestuurd, en in 1470 aan de Turken ondemorpen. Na de stichting van het koningrijk Hellas vormt hei met de eilanden Skyros, Skiathos, Skopelos en Halonesos een district (nomos), dat op ongeveer 80 □ geogr. mijlen ruim 82000 inwoners telt (1870). Zij is verdeeld in 4 districten en heeft Chalcis aan de Euripus tot hoofdstad.

< >