Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Espronceda

betekenis & definitie

Espronceda (José de), een verdienstelijk Spaansch dichter, geboren in 1808 te Almendralejo in Estremadura, kwam na den bevrijdingsoorlog te Madrid, waar zich onder de leiding van Lista zijne dichterlijke gaven ontwikkelden. Tevens stelde hij reeds vroeg een groot belang in staatkundige aangelegenheden.

Reeds als 14-jarige knaap schreef hij staatkundige gedichten en was hij lid van het geheim genootschap der Numantinos. Dientengevolge werd hij verwezen naar een klooster te Guadalaxara en hield er zich bezig met de vervaardiging van het heldendicht „El Pelayo”, dat echter onvoltooid bleef. Weldra ontving hij vergunning om terug te keeren naar Madrid, maar zijne zucht naar avonturen voerde hem naar elders. Hij ging naar Lissabon, naar Londen en eindelijk naar Parijs, waar hij deel nam aan de Julij-omwenteling van 1830.

In de zonderlinge rigting, die hij na de lezing der werken van Byron gekozen had, werd hij voortgestuwd door de aanhangers der romantische school in Frankrijk. In 1833 ging hij weder naar Spanje en werd er zelfs bij de Koninklijke lijfwacht geplaatst. Een staatkundig hekeldicht was oorzaak, dat hij wederom uit de hoofdstad en naar het stadje Cuéllar verbannen werd, waar hij zijn „Don Sancho Saldana ó el Castellano de Cuellar (1834)”, een roman in 6 deelen, schreef. Na de afkondiging der grondwet ging hij weder naar Madrid en nam er deel aan de redactie van het tijdschrift „El Siglo”, maar op zoodanige wijze, dat hij op nieuw de vlugt moest nemen.

IJverig bevorderde hij de revolutie van 1835 en 1836. Toen in September 1840 te Madrid de vaan van den opstand werd ontrold, trad hij als luitenant in dienst bij de nationale garde. Als verdediger van een republikeinsch artikel in het tijdschrift „El Huracan” werd hij door de heerschende partij beloond met den post van gezantschapssecretaris te ’s Hage. In December 1841 begaf hij zich derwaarts; weldra echter werd hij ziek, zoodat hij terugkeeren moest naar Madrid, alwaar hij den 23sten Mei 1842 overleed. Zijne gedichten getuigen zoowel van zijne kunstvaardigheid als van zijne gloeijende verbeelding. Daarvan noemen wij: „El Pirata”, — „El Mendigo”, — „El Verdugo”, — „El estudiante de Salamanca”, — en „El diablo mundo”.

< >