Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Ernesti

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Johann August Ernesti, den stichter van eene nieuwe godgeleerde en letterkundige school. Hij werd geboren den 4den Augustus 1707 te Tennstädt in Thüringen, studeerde te Wittenberg en te Leipzig in de theologie en vooral in de letteren, en werd in 1731 conrector en in 1734 rector aan de Thomasschool te Leipzig. Door de uitgave van zijne „Initia doctrinae solidioris (1836)” en van onderscheidene Grieksche en Latijnsche schrijvers verwierf hij weldra grooten roem, zoodat hij in 1742 tot buitengewoon hoogleeraar in de oude letteren aan de universiteit aldaar benoemd werd. In 1756 aanvaardde hij het hoogleeraarsambt in de welsprekendheid en in 1759 daarenboven in de godgeleerdheid. Eindelijk bepaalde hij zich alleen tot dit laatste, en was voorts domheer te Meiszen, lid van het consistorie te Leipzig, enz.

Hij overleed den 11den September 1781. Hij heelt uitgaven geleverd van een groot aantal Grieksche en Latijnsche werken der oudheid, en onder deze verdient vooral zijne voortreffelijke uitgave der geschriften van Cicero (1737—1739, 5 dln, en later)” met een „Clavis Ciceroniana (1739, 6de uitgave 1831)” eene loffelijke vermelding. Voorts schreef: hij „Anti-Muratorius (1755)”, — „Institutio interpretis Novi Testamenti (5de uitgave 1809)”, — „Opuscula philologico-critica (Amsterdam, 1762)”, — „Opuscula oratoria etc. (Leiden, 1762)”, — „Opuscula theologica (1792)”, enz., terwijl hij medewerkte aan de redactie der „Neue theologische Bibliothek (1760—1769, 10 dln)” — en der „Neueste theologische Bibliothek (1773— 1779, 3 dln en 6 afleveringen)”, waarna wij eindelijk nog gewagen van 4 bundels leerredenen (1768—1782). Hij heeft door het bevorderen eener degelijke schriftverklaring de godgeleerde wetenschap van een groot deel harer stelselmatige kluisters bevrijd en door zijn keurig Latijn den naam verworven van „den Deutschen Cicero”, terwijl ook de welsprekendheid niet weinig aan hem verschuldigd is.

August Wilhelm Ernesti, een broederszoon van den voorgaande. Hij studeerde te Leipzig, werd er in 1765 hoogleeraar in de wijsbegeerte en in 1770 in de welsprekendheid, onderscheidde zich door een critischen blik, en overleed den 29sten julij 1801. Hij bezorgde eene uitgave van Livius (1769, 3 dln, en later), van Quinctilianus (1796), van Pomponius Méla (1773), en van Ammianus Marcellinus (1773), terwijl zijne „Opuscula oratorio-philosophica” in 1794 in het licht verschenen.

Johann Heinrich Martin Ernesti. Deze, geboren in 1755 te Mittwitz bij Kronach, werd in 1784 hoogleeraar te Coburg, en overleed den 10den Mei 1836. Van zijne talrijke geschriften noemen wij een „Encyklopadischer Handbuch einer allgemeinen Geschichte der Philosophie und Litterator (1807, 2 dln)”, — en „Alterthumskunde der Griechen, Romer und Deutschen (1809—1810, 2 dln)”.

Johann Chrisfian Gottlieb Ernesti, een verdienstelijk letterkundige. Hij werd geboren te Arnstadt in Thüringen in 1756, studeerde te Leipzig en werd er in 1782 hoogleeraar in de wijsbegeerte en in 1801 in de welsprekendheid, doch overleed reeds den 5den Juni] 1802. Hij heeft uitgaven geleverd van Aesopus (1781), Phaedrus (1781), Sesychius (1785), Silius ltalicus (1791), enz., en schreef een „Lexicon technologiae graecae rhetoricae (1795)”, — een „Lexicon technologiae Romanorum rhetoricae (1797)”, — „Cicero’s Geist und Kunst (1799—1802), enz.