Ephraïm is de naam van een naar Josef's tweeden zoon genoemden Israëlietischen stam, en wèl aanvankelijk de magtigste van de 12, totdat hij in den tijd van David overvleugeld werd door den stam van Juda. Hierdoor ontstond een groote naijver tusschen die beide stammen, welke na den dood van Salomo op eene scheuring uitliep. Een telg uit den stam van Ephraïm, Jerobeam genaamd, werd toen koning over het rijk der Tien stammen, hetwelk den naam „Israël'’ behield en zich beschouwde als de wettige, door Saul gestichte monarchie.
Intusschen deed er de dienst der gouden kalveren het volk tot afgoderij vervallen. Ephraïm deelde voorts in het lot van het geheele rijk, dat door de Assyriërs overweldigd werd.