Entens (Barthold) van Mentheda, jonker tot Middelstum, Dornema en Engelboort, de spruit van een oud en aanzienlijk in Groningen gevestigd geslacht, werd geboren omstreeks het jaar 1540, studeerde te Groningen, verloor door eene ligtzinnige levenswijs een groot deel van zijn vermogen en schaarde zich, bij het verzet der Nederlanden tegen Spanje, aan de zijde der vrijheidsmannen.
Hij was mede-onderteekenaar van het Verbond der Edelen, werd den 10den Januarij 1570 door Alva gebannen en zag zijne goederen verbeurd verklaard. Hij streed bij Heiligerlee, nam bij Haren zijn broeder Asinga gevangen, die daarna een trouwe dienaar der Staten werd, woonde den noodlottigen slag bij Jemmingen bij en zwierf in 1569, met verlof van den prins van Oranje, als vrijbuiter op zee, waar hij door plundering en geweld zijn naam geducht maakte. Op Ameland werd hij echter door Caspar Robles zóó onverhoeds overvallen, dat hij nagenoeg zonder kleederen en zwemmende ter naauwer nood aan de handen zijner vijanden ontsnapte.
Als overste-luitenant van Lumey nam hij deel aan de verovering van den Briel en Dordrecht, ging op last van den Prins naar Goes, om er bij het belegeren dier plaats Tseraets ter zijde te staan, doch werd er met een aanzienlijk verlies afgeslagen, terwijl ook zijn aanslag op Arnemuiden mislukte. Hierover vertoornd, maakte hij zich schuldig aan daden van onmenschelijke wreedheid en begaf zich naar Holland, waar hij vergeefsche pogingen aanwendde, om Haarlem en Naarden te ontzetten. Zijne buitensporige handelingen wekten groote ontevredenheid, zoodat hij in 1573 door den Prins naar Delft werd ontboden ter verantwoording, waarbij hij zich zoo heftig gedroeg, dat hij in de gevangenis geworpen werd.
Intusschen stelde de Prins een groot vertrouwen in zijne bekwaamheid en droeg hem in 1576 den last op, om krijgsvolk aan te werven en daarmede een inval te doen in Friesland. Zijne dapperheid werd er met voorspoed gekroond, doch gemis van geldelijke ondersteuning noodzaakte hem, zijne manschappen af te danken.
De oneenigheden tusschen de Groningers en de Ommelanders in 1577 gaven den ruwen Entens weder gelegenheid, om te velde te trekken. Hij schaarde zich aan de zijde van laatstgenoemden, wierf krijgsvolk in Gelderland, doch werd in 1578 bij Koevorden door de Groningers aangevallen, geslagen en gevangen genomen. Door tusschenkomst der Staten behield hij het leven en werd in den aanvang van 1579 bij het sluiten van het verdrag ontslagen.
In het volgende jaar was hij weder in dienst der Staten en ontving den last, om de Groningers tot toetreding tot de Unie te dwingen. Bij herhaling sloeg hij de stedelingen, waarna hem opgedragen werd, om Zutfen voor de Staten te behouden. Hij keerde vervolgens naar Drenthe terug, kreeg order om naar Muiden te trekken en bij den aanslag op ’s Hertogenbosch behulpzaam te wezen, doch werd, toen men dit plan opgaf, naar Ootmarsum gezonden. Hij onderschepte brieven, die hem verwittigden van de afvalligheid van Rennenberg, doch het was te laat om Groningen te behouden. Hij versterkte het slot te Wedde en nam deel aan de belegering van Groningen, waar hij den 15den Mei 1580 bij een roekeloozen aanval op het Schuitendiep door een kogel doodelijk getroffen werd.
Entens is het type van een krijgshoofd uit zijn fel bewogen tijd. Vechtende voor vrijheid en Vaderland, onderscheidde hij zich meer door dapperheid dan door beleid. Daarenboven blijkt het uit zijne daden, dat aanmatiging, overmoed, wreedheid, zorgeloosheid en zucht naar zingenot tot de meest duidelijke trekken van zijn karakter behoorden.
Van zijn broeder Asinga is reeds gesproken. Een ander broeder, Wilcke genaamd, was ridder van Jerusalem, diende onder Lodewijk van Nassau, en werd desgelijks door Alva gebannen.