Endemann (Wilhelm), een verdienstelijk Duitsch regtsgeleerde, werd geboren den 24sten April 1825 te Marburg in Keur-Hessen, bezocht het gymnasium te Cassel, studeerde te Marburg en vervolgens te Heidelberg in de regten, werd in 1846 referendaris bij het hoog-geregtshof te Cassel, bekleedde daarna ook elders regterlijke betrekkingen, en zag zich in 1861 benoemd tot hoogleeraar te Jena, terwijl hij in 1867 afgevaardigd werd naar den Noord-Duitschen Rijksdag.
Als lid der commissie tot verbetering van het Burgerlijk Wetboek woonde hij tot 1870 te Berlijn en keerde daarna terug naar Jena, waarna men hem in 1871 wederom tot lid van den Rijksdag verkoos. Van zijne geschriften noemen wij: „Mittheilungen und Bemerkungen über den Entwürf eines deutschen Handelsgesetzbuch (1858)”, — „Die Beweislehre der Civilprocesse (1860)”, — „Die Bedeutung der Wucherlehre (1866)”, — „Das Deutsche Handelsrecht (2de uitgave 1868)”, —„Die Rechtshülfe im Norddeutschen Bunde (1869),” en een groot aantal opstellen in tijdschriften.
