Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Elven

betekenis & definitie

Elven (Tétar van) Onder dezen naam vermelden wij:

Henri Louis Tétar van Elven, geboren te Rotterdam den 11den Julij 1782. Nadat hij zijne opleiding genoten had te Weert en later te Amsterdam, werd hij geplaatst bij het ministérie van Binnenlandsche Zaken en legde zich met grooten ijver toe op de stenographie of snelschrijfkunst, zoodat hij weldra belast werd met de opleiding van Nederlandsche stenographen. Hem komt de eer toe, dat hij die kunst in ons Vaderland ingevoerd en tot een hoogen trap van volkomenheid gebragt heeft. Hij ontving daarvoor echter weinig blijken van erkentelijkheid, want na de organisatie van het stenographisch bureau werd hij op wachtgeld geplaatst. Hij overleed te 's Hage den 13den Mei 1855. Ook als dichter en letterkundige maakte hij zich bekend door: „De Godsdienst, in drie zangen (1846)”, — „Een blik in het leven van Koning Willem II (1849)”,— en „De geleerde vrouw, naar Molière (1850)”.

Joannes Baptist Tétar van Elven, een verdienstelijk Nederlandsch kunstschilder en graveur. Hij werd geboren den 11den Februarij 1810, ontving zijne opleiding aan de Académiën van Schoone Kunsten te Antwerpen en te Brussel, behaalde bij beide meer dan ééne medaille, en werd in 1833 door de Huishoudelijke Maatschappij te Haarlem met goud bekroond voor een door hem ingezonden op staal gegraveerd portret van prins Willem van Oranje, later koning Willem II, zijnde deze gravure eene eerste proeve van dien aard hier te Lande. In het volgende jaar zag hij zich benoemd tot eersten directeur van het Teeken-instituut der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen te Amsterdam, en in 1836 tot lid van de Koninklijke Académie van Beeldende Kunsten aldaar. In 1865 werd hij ridder der Christusorde van Portugal, en in 1872 Commandeur der orde van Isabella van Spanje.

Deze kunstenaar heeft veel gereisd in Frankrijk, Duitschland, Italië, Engeland, België en Zwitserland, en hij bleef daarbij niet in gebreke, zijn schetsboek ruim te voorzien van stof voor uitmuntende kunstgewrochten. Van deze noemen wij: „De St. Bavo te Gent”, thans in het paleis van den Koning van België, — „Eene kerk te Napels”, in het bezit van de Koningin der Nederlanden, — „Eene kerk te Florence”, — „De St. Gudule te Brussel”, — „De St. Jan’s kerk te ’s Hertogenbosch”, enz., — voorts de portretten van paus Pius IX en van Willem III, koning der Nederlanden, — een „Christus aan het kruis”, thans in Engeland, — „De Académie te Utrecht” — en „De Tentoonstelling te Amsterdam”. Als graveur leverde hij in verschillende boekwerken 200 staalgravuren, die getuigenis geven van het talent en den ijver van dezen kunstenaar.