Egmond (De abdij of het klooster van) werd, naar men meldt, in 889 gesticht door Dirk I, graaf van Holland. Het was een houten gebouw, bewoond door monniken van de Benedictijner orde. Het werd echter door de Friezen verbrand, doch vervolgens door Dirk II van steen opgetrokken en in een monnikenklooster herschapen. Van de abten noemen wij: Monabold, den eersten abt (910), — heer Steven van Egmond, den 5den abt (✝ 1083), die een dief, welke hem boter ontstal, daarenboven brood schonk, — heer Ammelijn, den 7den abt en kapellaan van Petronella, gemalin van graaf Floris II, doch in 1129 door den bisschop van Utrecht afgezet, — heer Lubbert van Egmond, 16den abt (✝ 1263), die het voorregt verwierf, dat de abten van Egmond, evenals de bisschoppen, een staf en een ring mogten dragen.
In 1350 ontstond er een hevige twist tusschen de abten van het klooster en de heeren van Egmond, daar deze laatste zich goederen der geestelijkheid hadden toegeëigend. Hij duurde tot 1437, toen er door tusschenkomst van Philips van Bourgondie en op bevel van den Paus een verdrag gesloten werd, waarbij de heeren van Egmond zich in het gelijk gesteld zagen. Dit veroorzaakte groote verbittering bij de kloostervoogden. De laatste abt was Govaert van Mierlo. In 1576 is eindelijk deze beroemde abdij, waar de Graven van Holland werden ter aarde besteld, aan de vlammen prijs gegeven. Er bestond eene uitmuntende bibliotheek van handschriften en gedrukte boeken, en er waren ook vele oude kerksieraden en kostbaarheden. Zelfs de bouwvallen van het klooster zijn thans geheel en al verdwenen.