Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Egbert

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Egbert I, markgraaf van Saksen, een zoon van Ludolf, graaf van Brunswijk en markgraaf van Saksen, en van Geertruida, eene dochter van Arnoud, graaf van Holland, Zeeland en West-Friesland. Hij was een neef van koning Hendrik IV en opvolger van zijn broeder Bruno als heer van de graafschappen Staveren, Ooster-, Wester- en Islego, een moederlijk erfdeel (1057). In 1062 redde hij koning Hendrik IV het leven, werd in 1067 met Thüringen beleend, voerde in 1058 oorlog met Floris I, graaf van Holland en Zeeland, en overleed in 1068.

Egbert II, een zoon van den voorgaande. Hjj werd desgelijks met Thüringen beleend, doch was een heftig tegenstander van koning Hendrik IV, die hem evenwel de graafschappen Staveren, Oostergo en Westergo toekende, die hij echter verloor, toen hij deel nam aan den opstand der Saksers. Zij vervielen toen aan het bisdom Utrecht. Hjj handhaafde zich echter met geweld in het bezit van zijn leen, en verzoende zich vervolgens met den Duitschen Keizer. Weldra echter kwam hij op nieuw tegen dezen in verzet, zoodat zijne Friesche goederen nogmaals aan den Bisschop werden geschonken, waarna hij in 1087 de gunst des Keizers herwon en zijne bezittingen terugkreeg. Ten derden male echter verhief hij de vaan van den opstand en maakte zich meester van geheel Friesland tusschen het Vlie en de Lauwers. Keizer Hendrik deed daarop een inval in Egbert's bezittingen in Thüringen, doch werd er in 1089 door dezen geslagen. Egbert werd echter reeds het volgende jaar op last van Aleid, ’s Keizers zuster, omgebragt.

Egbert, burgtgraaf van Groningen voor den Bisschop van Utrecht. Hij was in 1223 in twist met het aanzienlijk geslacht Gelkinge aldaar, hetwelk hulp zocht bij Rudolf van Coeverden, wiens kasteel vervolgens door Egbert belegerd werd. De Bisschop verscheen nu om den vrede te herstellen, doch na zijn vertrek ontbrandde de twist op nieuw. De burgt van Egbert te Glimmen werd in 1226 door Rudolf van Coeverden veroverd en geslecht, nadat zijn gezin gevangen genomen en hij zelf naar Friesland gevlugt was. Nu trok hij met eene aanzienlijke magt naar Groningen, maakte zich meester van de stad en wapende zich tegen een nieuwen aanval. Rudolf belegerde haar, doch moest weldra het beleg opbreken. In 1231 nam Egbert deel aan de twisten der Fivelingoërs en Hunsingoërs, en hij noodzaakte eerstgenoemden, die tot 2-maal toe Groningen insloten, om af te trekken. Hij overleed vermoedelijk in 1240.

Egbert, den tweeden zoon van den voorgaande. Nadat zijn oudere broeder Rudolf in 1241 in den burgerkrijg gedood was, versterkte hij zich in de vaderlijke stins en behaalde meer dan eene overwinning op de Gelkingen. Eindelijk sloot hij vrede met hen, maar de door deze overeenkomst gebannen ridders overrompelden de stad, waarna de Hunsingoërs en Fivelingoërs gewapend voor Groningen verschenen. Gemelde ridders gaven zich over en Egbert moest zich tot gijzelaar stellen. Na zijn ontslag rukte hij echter terstond met eene gewapende bende naar de stad, doch na vele bloedige gevechten werd hij gevangen genomen en in een toren te Appingadam opgesloten. Na verloop van 6 weken zag hij zich op vrije voeten gesteld, en in 1255 aanvaardde hij wederom de stedevoogdij te Groningen.

< >