Duveyrier (Henri), een zoon en kleinzoon van mannen, die zich op het gebied van staathuishoudkunde, staatkunde en regtsgeleerdheid hebben onderscheiden, werd geboren te Parijs den 28sten Februarij 1840, genoot zijne opleiding te Lautrach in Beijeren en later op eene handelsschool te Leipzig, waar hij tevens onderrigt ontving in het Arabisch. Reeds vroeg had hij het voornemen opgevat, om eene wetenschappelijke reis naar Afrika te ondernemen, zoodat hjj betrekking aanknoopte met den boekhandel van Perthes te Gotha en met Heinrich Barth, terwijl hij vervolgens niet alleen de studie van het Arabisch voortzette, maar zich ook met ijver op de natuurlijke historie en de natuur- en sterrekunde toelegde.
Daarna deed hij eene proefreis naar Laghoeat in de Sahara (1857) en schreef daarna „Notizen über vier berberische Völkerschaften.” Van 8 Mei 1859 tot October 1861 volbragt hij voorts een ontdekkingstogt in de Sahara en bezocht die woestijn tot aan El-Golea en Wargla, het zuiden van Tunesië, Tripolitanië en Fezzan met Ghadames en Moersoek, alsmede het gebied der Toearegs. Zijne uitgebreide kennis stelde hem in staat om eene beschrijving en kaart van het middengedeelte der Sahara te leveren. Hij wist zich voorts de toegenegenheid der inboorlingen te verschaffen, zoodat hij in de gelegenheid was, hunne zeden en gewoonten waar te nemen, terwijl hij tevens de grondslagen legde voor het verdrag van Ghadames tusschen de Fransche regéring en de noordelijke Toearegs.
Bij zijn terugkeer werd hij te Algiers door eene ernstige ziekte aangetast, zoodat hij jaren noodig had voor zijne herstelling. Een aantal reisberigten heeft hij geplaatst in de „Annales des voyages”, in „Petermnn’s Mittheilungen”, in de „Revue algérienne et coloniale", enz., doch zijn hoofdwerk is „Exploration du Sahara (1864, 1ste deel)”. Hij werd benoemd tot ridder van het Legioen van Eer en ontving de gouden medaille van het Geographisch Genootschap te Parijs. De uitgave van het 2de deel werd belemmerd door den Duitsch-Franschen oorlog.
Gedurende de belegering van Parijs trok hij uit als fuselier, doch werd krijgsgevangen gemaakt (Januarij 1871) en moest eenige maanden in de vesting Neisse doorbrengen. Later heeft hij in de „Algérie française” beschouwingen geplaatst over den opstand der inboorlingen in Algérie.