Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dublin

betekenis & definitie

Dublin is de naam van het volkrijkste graafschap in Ierland, in het landschap Leinster gelegen. Het telt op 16 ⅔ geogr. mijl ruim 400000 inwoners, van welke 77% tot de E. Katholieke Kerk behooren. Het land is in het zuiden bergachtig en bestaat voor ’t overige uit eene golvende, vruchtbare vlakte met vele baaijen, eilanden aan de kust, en vuurtorens.

Het wordt besproeid door de Liffey, de Dodder en vele kleine beken, en het Konings- en het Groote kanaal bevorderen er de binnenlandsche scheepvaart ongemeen. De belangrijkste bronnen van bestaan zijn er land- en tuinbouw, visscherij, oestervangst, veeteelten weverij. De bodem levert er koper, lood, en eenig graniet. Het graafschap, de hoofdstad en de universiteit zenden ieder 2 afgevaardigden naar het Parlement.

De evenzoo genoemde hoofdstad is de zetel van den onderkoning van Ierland, van het hooggeregtshof en van de regéringsbeambten, alsmede van den Protestantschen primaat en van den R. Katholieken aartsbisschop. Zij is eene der grootste en fraaiste steden van Europa en ligt op den achtergrond van eene ruime baai. De eigenlijke stad is bijna rond, door eene fraaije laan (Circular road) omgeven, en door kanalen van de voorsteden gescheiden. Voorts zijn om de stad heen de vlakten met bosch bedekt en met bevallige buitenverblijven bezaaid. Zij telde in 1851 ruim 258000, doch in 1871 wegens de toenemende landverhuizing slechts even over de 245000 inwoners.

De Liffey, tusschen kaaijen van granietblokken voortstroomende en met 7 steenen bruggen en 2 spoorwegbruggen versierd, splitst de stad in een noordelijk gedeelte met 6 en een zuidelijk met 14 wijken. Het oostelijk gedeelte der stad is het nieuwste en bevat de fraaiste gebouwen. In het algemeen is er in het zuidoosten en noordoosten de rijkdom, in het noordwesten de middelstand en in het zuidwesten de behoeftige volksklasse gevestigd. Men heeft er meerendeels regelmatige, breede, goedgeplaveide straten, fraaije huizen, een aantal prachtige gebouwen, vele gedenkteekenen, benevens groote, schaduwrijke, pleinen. De fraaiste straat is Sackville-street met vele hotels, schitterende winkels en de hooge zuil ter eere van Nelson.

Het grootste plein is St. Stephens-green met het ruiterstandbeeld van George II, en het sierlijkste plein is Merrion-square. Het Phoenixpark aan de westzijde der stad vindt in uitgestrektheid en in bevalligheid van aanleg bezwaarlijk ergens zijns gelijke; dââr bevindt zich het kasteel van den Onderkoning, alsmede het verblijf der secretarissen, een exercitie- en paradeplein, een militair hospitaal, eene constapelskazerne, een trigonometrisch bureau, een opvoedingsgesticht voor soldatenkinderen, een zoölogische tuin, het Wellington-monument, enz. Daarentegen verschaffen de hutten in het oudste gedeelte der stad een tafereel van armoede en ellende. De merkwaardigste gebouwen van Dublin zijn het kasteel, oorspronkelijk eene vesting, doch thans de zetel van de hoogste staatsligchamen, met eene vergaderzaal van den geheimen raad, een staatsarchief, de schatkamer, het tuighuis, eene slotkapèl enz., — de universiteit, — het stadhuis, waarvoor het standbeeld van George I zich verheft, —de voormalige beurs met het standbeeld van George III, — de korenbeurs, — het gebouw der bank van Ierland, — dat van het tolkantoor, — dat der vier hooge geregtshoven enz. Er zijn 10 Protestantsche Kerken en kapéllen, 85 R. Katholieke en 18 kloosters.

Van de kerken zijn eenige zeer bezienswaardig, zooals de hoofdkerk, aan St. Patrick, den beschermheilige van Ierland, gewijd, die onlangs is gerestaureerd, waartoe Guinness, een rijke brouwer uit Dublin, 40000 pond sterling heeft bijgedragen. Eene nieuwe kerk der Augustijnen is in 1865 door Pugin gebouwd. In hetzelfde jaar verrees er een tentoonstellingsgebouw, dat bij voortduring wordt gebruikt, en in 1868 werd er eene prachtige vrijmetselaarsloge voltooid. Bij de reeds vermelde gedenkteekenen kwamen nog in 1864 een standbeeld van Oliver Goldsmith door Poley, en in 1866 een van graaf Eglintown, een vroegeren onderkoning van Ierland, door Mac-Dowell. Voorts bevinden er zich standbeelden van Smith O'Brien en van den dichter Moore.

Het aantal inrigtingen van onderwijs is er zeer groot. Sedert 1220 bestond er eene universiteit, die echter ten tijde van Hendrik VIII gesloten werd. De bestaande Protestantsche universiteit of Trinity-collége bevindt zich in eene voormalige abtdij met 2 binnenpleinen. Zij is in 1591 door Elizabeth gesticht, en bezit eene aanzienlijke bibliotheek, eene kapél, een muséum van oudheden, eene snijkamer, een botanischen tuin, eene sterrewacht, eene drukkerij, een fraai perk, 27 hoogleeraren, 35 fellows, 800 studenten en een jaarlijksch inkomen van 64000 pond sterling. — Queen’s university, in 1850 gesticht, staat open voor de belijders van alle kerkgenootschappen en telt met de daarbij behoorende scholen te Belfast, Galway en Cork 60 professoren, en werd in 1871 door 700 studenten bezocht. — De Roman-Catholic-University is er in 1854 verrezen, — en er bestaat ook een collége voor genees- en heelkunde. Voorts heeft men er eene landbouwschool, 11 geneeskundige scholen, eene kweekschool voor onderwijzers, een R. Katholiek zendelingen-instituut, en omstreeks 200 openbare scholen.

Van de geleerde genootschappen zijn er de Royal Dublin-Society, de Royal Irish Academy en het Royal Collége of Science de voornaamste. Verder heeft men er een genootschap voor natuurkunde en schoone kunst, in 1749 gesticht, met belangrijke verzamelingen. In het Iersche nijverheidsmuséum worden voorlezingen gehouden over de natuur, — en de Koninklijke Iersche Académie is eene kunstenaarsvereeniging, die jaarlijks tentoonstellingen houdt. Ook zijn er 5 geneeskundige genootschappen, en vele andere.

— Tot de inrigtingen van weldadigheid behooren er 19 hospitalen met meer dan 2000 bedden; daaronder bevinden zich het St. Stevens-hospitaal, het Swift-hospitaal, het hospitaal voor kraamvrouwen, het Koninklijk hospitaal, het invaliedenhuis, een krankzinnigengesticht, twee inrigtingen voor doofstommen, een vondelings-huis, een toevlugtsoord voor bejaarde lieden, en onderscheidene weeshuizen.

Tot haven der stad dient de Liffey, bevaarbaar voor schepen van 1400 ton, en de buitenhavens zijn er het bassin van Kingstown, sedert 1834 met de stad door een spoorweg verbonden, en het bassin van Howth-hill. Het Groote Kanaal en het Koningskanaal vereenigen de haven met de Shannon in het binnenland van Ierland. De noorderspoorweg loopt van Dublin naar Drogheda, Dundalk en Belfast, — de zuider- en westerspoorweg naar Cork, Killarney en Tralee, en de westelijke centraalbaan naar Galway. Er komen jaarlijks ongeveer 520 zeilschepen en 55 stoombooten in de haven van Dublin. Ingevoerd worden er vooral steenkool, graan, meel en timmerhout, — terwijl er veel vee en boter uitgevoerd worden.

In 1869 werden er bijna 184000 runderen, bijna 223000 schapen en bijna 15000 zwijnen naar Engeland vervoerd, benevens bijna 300000 vaatjes boter. Er zijn reusachtige bierbrouwerijen, vooral die van Guinness en van Manders, — voor ’t overige is er de nijverheid van geen groot belang. De stad is verdeeld in 15 wijken, en het stadsbestuur bestaat er uit even zooveel aldermen, van welke één lord-mayor is, en 45 raadsleden. De lord-mayor is civiel- en militair gouverneur van de stad, admiraal der havens en vrederegter.

Dublin, in het Iersch Balla-na-Cleigh en in het oud-Iersch Ath Cliath, werd in 851 door dé Noormannen gesticht en Dubhlin, Dyvelin of Diflin (zwarte poel) genoemd, en was in de 10de eeuw de zetel van een Normandisch vorstenhuis, dat in 948 het Christelijk geloof omhelsde. Deze vorsten werden door de Ieren gedurig verdreven, doch wisten zich, in weerwil van geduchte nederlagen (in 978, 999 en 1014), langen tijd staande te houden. Koning Sitric stichtte in 1038 het bisdom Dublin, dat in 1214 tot een aartsbisdom verheven werd. Tot aan het einde der 12de eeuw was Dublin bij afwisseling onderworpen aan Godred Cowan, koning van Man, aan de Noormannen en aan Mac Murrough, koning van Leinster. In 1171 werd de stad veroverd door Richard Clare, graaf van Pembroke, bijgenaamd Strongbow, en bleef na dien tijd in het bezit der Engelschen. Den 12den November 1172 huldigde zij koning Hendrik II, en tot aan de 15de eeuw vormde zij een afzonderlijk graafschap. In 1487 vond Lambert Simmel er hulp tegen Hendrik VII, en in 1659 veroverde de partij der Stuarts het kasteel en vestigde er het gezag van Karel II. Tot aan O'Connéll, ja, tot op onze dagen was Dublin steeds het brandpunt van het staatkundig en kerkelijk verzet van Ierland tegen de regéring in Engeland.