Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dominicanen

betekenis & definitie

Dominicanen of Predikheeren (Fratres praedicatores) noemen zich de leden eener in 1215 te Toulouse door Dominions (Domingo) de Guzman gestichte monniken-orde. De stichter, geboren in 1170 te Calarvejo in Oud-Castilië, ontving eene wetenschappelijke opleiding, en werd in 1199 kanunnik en archi-diaken te Osma in Castilië. Toen hij in 1205 en later met zijn bisschop Diégo de Azebes door het zuiden van Frankrijk reisde, om er de ketters (de Albigenzen) tot bekeering te brengen, bevond hij, dat gebrek aan verstandelijke ontwikkeling de scheurmakerij bevorderde; weshalve hij ten behoeve der zielezorg en der prediking eene orde stichtte, die door lnnocentius III en Sonorius III bevestigd werd (1216). De orde hield zich aan den eenigzins gewijzigden regel van Augustinus en aanvaardde in 1219 een ordegewaad, hetwelk op dat der Karthuizers geleek, namelijk wit met een zwarten mantel en eene puntige zwarte kap, terwijl zij zich op de eerste algemeene vergadering (1220) tot armoede verpligtte.

Dominicus overleed te Bologna in 1221, en werd door Gregorius IX in 1233 heilig verklaard. Ook verrees door zijn invloed in 1206 de orde der Dominicaner nonnen, die een wit gewaad met een zwarten mantel en sluijer dragen en denzelfden regel volgen. Daarbij kwam in 1224 (bekrachtigd in 1279) nog eene derde stichting, die der Ridderschap van Christus, eene vereeniging van edelen en ridders, om de ketters gewapenderhand te bestrijden, — welke stichting echter later gewijzigd werd. De leden van deze laatste legden geene geloften af; zij behoefden slechts te vasten en te bidden en verwierven daardoor belangrijke voorregten, terwijl zij in hunne burgerlijke en huiselijke betrekking bleven. Slechts weinige congregatiën van de Dominicaner nonnen der derde stichting vereenigden zich in Italië in kloosters, en van deze was de heilige Catharina van Siéna de meest-vermaarde. Den heiligen schijn van Apostolische armoede, die de Dominicanen versierde, de voorregten, die zij genoten (overal te mogen prediken en de biecht te hooren), en de omstandigheid, dat zij reeds in 1230 een theologischen leerstoel aan de universiteit te Parijs verkregen hadden, — dat alles bevorderde de snelle uitbreiding der orde. Deze werd naar Engeland overgebragt door broeder Gilbert du Fresney (1221), en te Oxford bezaten zij hun eerste klooster. Hier droegen zij den naam van „Zwarte broeders”.

In Frankrijk werden zij naar de straat St. Jaques te Parijs, waar zij zich het eerst gevestigd hadden, met den naam van „Jacobijnen” bestempeld. Niet alleen in geheel Europa, maar ook aan de kusten van Azië, en Afrika en later van Amérika verrezen hunne kloosters. Hunne monarchale grondwet bevorderde de onderlinge eenheid, en door prediking en zendingswerk maakten zij zich zeer verdienstelijk. Vele geleerde mannen, zooals Albertus Magnus, Thomas Aquinas, Raimund de Pennaforte enz., behoorden tot de leden dezer orde. Vooral waren de Dominicanen geducht als handhavers der Inquisitie, en deze werd hun door Gregorius IX, voorts in Spanje, Portugal en Italië bij uitsluiting toevertrouwd. Nadat zij in 1425 verlof verkregen hadden, om schenkingen aan te nemen, lieten zij de bedelarij varen en bemoeiden zich des te meer met de wetenschap en met de staatkunde.

Sedert hun ontstaan waren de Franciscanen hunne mededingers, en beide orden, schoon een fellen strijd voerend, verdeelden onderling de eer om heerschappij te voeren in Kerk en Staat tot aan de 16de eeuw, waarna zij allengs door de Jezuïeten verdrongen werden. Grooten invloed verwierven zij voorts door het regt der boekencensuur, hetwelk in 1620 aan den magister van ’s Pausen paleis, steeds een Dominicaan, werd opgedragen, en het nadeel, dat zij in Europa door de Hervorming leden, wisten zij door hunne werkzaamheid in Amérika en Oost-Indië te vergoeden. In de 18de eeuw telde de orde meer dan 1000 kloosters, die in 45 provinciën en 12 congregatiën verdeeld waren. Tot deze laatste behoorden de nonnen van de aanbidding van het heilige Sacrament te Marseille. Thans bloeit de orde vooral in Oostenrijk, Frankrijk, Italië, Zwitserland en Amerika. De nonnen bezitten hier en daar in Europa en Amerika eenige weinige kloosters en houden zich bezig met het onderwijs van kleine meisjes.

In ons Vaderland had men voorheen kloosters der Dominicanen te Dordrecht, Groningen, Leeuwarden (een monniken- en een nonnenklooster), Maastricht, Utrecht, Winsum en Zwolle.