Dietrich. Onder dezen naam vermelden wij::
Christian Wilhelm Ernst Dietrich, een van de beste Duitsche schilders der 18de eeuw. Hjj werd geboren te Weimar den 30sten October 1712, en ontving eerst onderwijs van zijn vader en vervolgens van den landschapschilder Thiele te Dresden. Graaf Brühl werd zijn beschermer, en hij volbragt in 1742 op rijkskosten eene reis naar Italië en bestudeerde te Bonn en te Venetië bij voorkeur de stukken van Nederlandsche schilders, inzonderheid van Rembrandt, Ostade en Poelenburg.
Vooral in de manier van Rembrandt leverde hij uitmuntende doeken, en werd bij zijn terugkeer Hofschilder en professor aan de schilderacadémie. Zijne landschappen kwamen zeer in trek, en hij heeft ook een aantal gravures geleverd. Hij stierf den 24sten April 1774. Alleen te Dresden bevinden zich 34 schilderijen van zijne hand.
Adam Dietrich, bijgenaamd de ,,Botanicus van Ziegenhain’’ , hier ter plaatse geboren den 14den November 1711. Hjj was een gewoon landbouwer, maar legde zich met zooveel ijver op de plantkunde toe, dat Linnaeus briefwisseling met hem hield. Hij overleed den lOden Julij 1785. '
Friedrich Gottlieb Dietrich, een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Ziegenhain den 15den Maart 1768, was hoftuinier te Weimar, daarna tuin-inspecteur te Eisenach en Wilhelmsthal, verwierf den titel van professor in de kruidkunde, en overleed den 2den Januarij 1850. Hij schreef: „Oekonomisch-Botanisches Gartenjournal (1795—1804, 6 dln)”, — „Lexikon der Gärtnerei und Botanik (1800—1810, 10 dln, 2de uitgave 1820— 1821, met 10 dln vervolgen en 10 dln nieuwe vervolgen)", — en „Handbuch der botanischen Lustgärtnerei (1826—1827, 2 dln)”.
Nathanael Friedrich David Dietrich, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Ziegenhain in 1800, en maakte zich als directeur van den botanischen tuin te Jena bekend door een aantal kruidkundige plaatwerken, zooals: „Deutschlands Giftpflanzen (1826)”, — „Handbuch der Botanik (1828)”, — „Forstflora (1828—1833, 2ie uitgave 1828—1840)”, — „Flora medica (1828—1831, 18 afleveringen)”, —„Flora universalis (1832 enz., met gekleurde afbeeldingen)”, — „Deutschlands Flora (1833 enz.)”, — „Synopsis plantarum (1839—1840,2 dln)”, —„Encyklopadie der Pflanzen (1841 — 1855, 2 dln)”, enz.
Albert Dietrich, hoogleeraar in de kruidkunde te Berlijn en schrijver van eene „Terminologie der phanerogamischen Pflanzen (1829, 2de uitgave 1838)”, ook in het Nederlandsch vertaald, — van eene „Flora regni Borussici (1833 enz.)”, — van eene „Flora Marchica (1841)”, enz.