Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Delfstofkunde

betekenis & definitie

Delfstofkunde noemt men die wetenschap, welke zich bezig houdt met eene stelselmatige beschrijving der delfstoffen. Zij is betrekkelijk nog nieuw, omdat hare hulpwetenschappen, de chemie en de kristallographie eerst in den jongsten tijd zoodanigen trap van ontwikkeling bereikt hebben, om aan de delfstofkunde een voldoenden bijstand te bieden. De ouden, bijvoorbeeld Plinius, kenden slechts zeer weinig delfstoffen en hebben ze op eene zeer gebrekkige wijze beschreven.

De eerste proeven, om de delfstofkunde wetenschappelijk te behandelen, is afkomstig van Georg Agricola, die in de 16de eeuw leefde, doch stelsels, welke dezen naam verdienen, zijn eerst geleverd door Wallerius (1772) en Cronstedt (1758), beide inwoners van Zweden; de eerste verdeelde de delfstoffen hoofdzakelijk volgens hare scheikundige, en de tweede tevens volgens hare uitwendige kenmerken. Deze laatste zijn op eene hoogst verdienstelijke wijze vastgesteld door Abraham Gottlob Werner, aan wien wij de empirische methode van beschrijving der delfstoffen verschuldigd zijn, welke men ook thans nog naast de gestreng-wetenschappelijke gebruikt. Hauy was de eerste, die zijn wiskundig onderzoek van de vormen der kristallen tot het opbouwen van een stelsel bezigde, en na dien tijd hebben de delfstofkundigen 2 verschillende wegen ingeslagen en zich òf bij de morphologische en physische òf bij de chemische kenmerken bepaald.

De eerste methode, gewoonlijk de natuurhistorische genaamd, is vooral door Mohs en zijne volgelingen, zooals Jameson, Allan, Raidinger enz., in toepassing gebragt, terwijl ook Breithaupt dezelfde rigting is gevolgd. Daartegenover staat de zuiver-scheikundige rangschikking, zooals die door Berzelius, voorts door Kobell en Blum, is voorgedragen. Inmiddels hebben belangrijke ontdekkingen omtrent het verband tusschen gedaante en bestanddeelen geleid tot het besluit, dat men in dezen alle eenzijdigheid moet verwerpen en eene goede rangschikking te voorschijn roepen door op beide reeksen van kenmerken te letten. De stelsels van Leonhard , Beudant, Weisz, Naumann, en de kristallochemische rangschikking van Rose zijn dan ook op dat beginsel gebouwd.

In vele leerboeken vindt men de delfstoffen op de volgende wijze in klassen verdeeld:

1. Gassen (stikstof, waterstof), — 2. Water, — 3. Kool en verbindingen van kool, — 4. Zwavel, — 5. Haloïde delfstoffen, verbindingen van alkaliën en aarden met oplosbare zuren (zwavelzuur, salpeterzuur koolzuur enz., of water), of van hare metalen met chloor of fluor: a. ammonia-zouten, b. potasch-zouten, c. soda-zouten, d. barytzouten, e. strontiaan-zouten, ƒ. kalkzouten, g. magnésia-zouten, h. aluinzouten, — 6. Aardachtige delfstoffen, kiezel en kiezelzure en aluinachtige verbindingen van alkaliën en aarden:
a. silica, b. kalk, c. magnésia, d. aluin, e. glocina, ƒ. zirkonia, g. thoria, —7. metalen en metaalertsen, uitgezonderd de metalen van de alkaliën en van de aarden: a. Metalen die gemakkelijk oxydéren (cerium, yttrium, titanium, tin,molybdenum, tungstenium, vanadium, tellurium, bismuth, antimonium, arsénik, uranium, ijzer, manganésium, chromium, nikkel, kobalt, zink, cadmium, lood, kwikzilver, koper), b. Edele metalen (platina, iridium, palladium, goud, zilver).