Een zeer populair Fransch dichter, werd geboren te Ancerville in het departement Meuse in 1798, studeerde aan het Keizerlijk lyceum, en baarde reeds in 1815 opzien door zijn „Chanson de la Colonne” en „Du Mont Saint-Jean”, terwijl hij in 1816 en 1817 aan het hoofd stond eener club zonderlinge lieden uit de lagere volksklasse.
Uit zucht naar onafhankelijkheid liet hij de betrekking varen, die hij aan de geneeskundige school bekleedde. In 1823 werd hij wegens zijne staatkundige gevoelens veroordeeld tot gevangenisstraf in St. Pélagie, en hij overleed den 12den Februarij 1831. Zijne liederen ademen een dergelijken oppositie-geest als die van Béranger. Laatstgenoemde heelt in 1835 eene volledige uitgave der „Chansons” van Debreaux in 3 deelen bezorgd. Vóór dien tijd verschenen: „Chansonnettes et poésies legères (1819—1822, 3 dln)”, — „Les Dieux à la Courtille (1823)", — „Le nouvel enfant de la coquette pour l'année (1823)”, — „Voyage a St.Pélagie en Mars 1823 (1823, 2 dln)", — „Chansons Nouvelles (1825)”, — „Le passage de Bérésina (,1825, 3 dln)”, — „La France au tombeau du général Foy )1825)”, — „Biographie de Souverains etc. (1826)”, enz.