Een uitstekend Vlaamsch dichter en schrijver, werd geboren den 6den December 1808 te Heerlen in de provincie Limburg, ontving zijne opleiding in zijne geboorteplaats, werd achtereenvolgens secretaris van een Nederlandschen graaf te Parijs, hulponderwijzer te Heerlen, Maastricht, Bergen en Tournai, onderwijzer te Gent en huisonderwijzer bij den graaf Dumonceau te Vilvoorde, waarna hij in 1838 eene betrekking kreeg bij de Brusselsche bank „Société générale”.
Zijne „Gedichten”, in 1850 uitgegeven, bezorgden hem grooten roem. Van zijne overige" geschriften noemen wij: „Beknopte prosodie der Nederlandsche spraek (1851)”, — „Volksleesboek (1854)”, — en „Verhalen uit de geschiedenis van België (1856)”, Laatstgenoemde 2 werken, door hem met van Duyse opgesteld, zijn bekroonde prijsschriften. Vele gedichten van Dautzenberg zijn voorts in jaarboekjes verspreid. Hij stichtte in 1857 het tijdschrift „De Toekomst”, hetwelk thans door zijn schoonzoon de Cort (zie onder dezen naam) wordt voortgezet, en overleed te Brussel den 4den Februarij 1869, betreurd door allen, die hem achting en liefde toedroegen wegens zijn edel karakter en zijne groote talenten.