Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Daru

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Pierre Antoine Bruno, graaf Daru, een der merkwaardigste staatslieden van Frankrijk uit de dagen van de groote Revolutie en van Napoleon. Hij werd geboren te Montpellier den 12den Januarij 1767, betrad op 16-jarigen leeftijd de militaire loopbaan, nadat hij eene uitmuntende opvoeding had ontvangen, huldigde de beginselen der omwenteling, diende haar als luitenant en commissaris van het departement van Oorlog, doch hield zich bij voorkeur bezig met de dicht- en letterkunde, zooals blijkt uit zijne vertaling van den „Orator" van Cicero (Amsterdam, 1787).

Gedurende het Schrikbewind werd hij wegens zijne gematigde gevoelens in de gevangenis geworpen en vervaardigde er zijne „Epitre à mon sansculotte.” Later kwam zijne uitmuntende „Traduction en vers des poésies d’Horace (1798, 1823, 6de uitgave)” in het licht, alsmede het geestig dichtstuk „Cléopédie, ou la théorie des réputations en littérature” Na den 9den Thermidor in vrijheid gesteld, werd hij benoemd tot chef eener afdeeling bij het departement van Oorlog. Uit ontevredenheid over het stelsel van regéring nam hij echter zijn ontslag, doch aanvaardde weldra de betrekking van intendant-generaal, daarna die van directeur de bureau en eindelijk die van seeretaris-generaal bij genoemd departement. Zeer stond hij in de gunst bij Napoleon I, en hij spande van zijne zijde alle krachten in, om de belangen des Keizers te behartigen, — vooral toen hij in 1805, 1806 en 1809 als intendant-generaal in Oostenrijk en Pruissen werkzaam was. Hij werd benoemd tot commissaris tot het sluiten van het tractaat van Marengo en in den gravenstand opgenomen, nam, als intendant-generaal van het groote leger, deel aan het sluiten der tractaten van Presburg, Tilsit en Weenen, en werd, als gevolmagtigd minister te Berlijn vertoevend, aldaar tot lid der Berlijnsche Académie van Wetenschappen benoemd.

In 1811 werd hij minister-secretaris van Staat; hij oogstte wegens zijne ijverige zorg den grootsten lof bij den ongelukkigen terugtogt van het Fransche leger uit Rusland, en werd benoemd tot grootkruis van het Legioen van Eer. Gedurende de Honderd dagen onthield hij zich van alle openbare aangelegenheden; toch deed Blücher zijne bezittingen verbeurd verklaren, doch deze onbillijke maatregel werd aanstonds opgeheven door de Verbondene Vorsten. In 1818 werd Daru tot pair benoemd en in 1828 tot lid der Académie, terwijl hij reeds in 1805 onder de leden van het Instituut was opgenomen. In de Kamer der Pairs was hij een ijverig voorstander der vrijheid, zooals blijkt uit zijne redevoeringen over de verantwoordelijkheid der ministers, over de vrijheid van drukpers, over het regt van petitie enz., — voorts wijdde hij zich vooral aan de beoefening der geschiedenis en overleed op zijn landgoed Becheville bij Meulan den 5den September 1829. Zijn hoofdwerk is eene „Histoire de la république de Venise (1819-1821, 7 dln, 1853, 4de uitgave, 9 dln)”; voorts schreef hij eene „Histoire de la Bretagne (1826, 3 dln)”, — „Notions statistiques sur la librairie pour servir à la discussion des lois sur la presse (1827)”, — een „Discours en vers sur les facultés de I’homme”, — eenige „Eloges (op Volney, Sully enz.)," — alsmede het gedicht „L’astronomie (1830)”.

Napoleon, graaf Daru, een Fransch staatsman en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Parijs den 11den Junij 1807 en ten doop gehouden door Napoleon I en keizerin Joséphine, ontving zijne opleiding aan het lycéum Louis-le-Grand en aan de Polytechnische school, trad daarna in dienst als officier bij de artillerie, verkeerde geruimen tijd in Algérie, werd er in 1836 kapitein en nam in dien rang in 1847 zijn ontslag.

Na den dood zijns vaders erfde hij het pairschap en strekte der Julij-monarchie tot steun, terwijl hij inzonderheid den aanleg van spoorwegen bevorderde, waartoe hij ook zijn werk „Des chemins de fer (1843)” in het licht gaf. Na de Februarij-revolutie schaarde hij zich aan de zijde van het Voorloopig Bewind en werd door de kiezers van het departement La Manche afgevaardigd naar de Constituante, waar hij levendig deel nam aan de beraadslagingen over de regeling van den openbaren arbeid en tot de gematigde republikeinen behoorde. Van 1850 tot 1851 was hij vice-president van de Wetgevende Vergadering. Als Orléanist verzette hij zich tegen de heersehzuchtige bedoelingen van Napoleon. Bij den staatsstreek van 2 December vereenigde zich de meerderheid der afgevaardigden, nadat zij door geweld uiteengedreven waren, in de salons van Daru. Nadat zij 2-maal vruchteloos beproefd hadden, om in de vergaderzaal terug te keeren, begaven zij zich ten getale van 300 naar de mairie van het 10de arrondissement, waar Daru als voorzitter, ondersteund door Berryer, openlijk tegen den staatsstreek protesteerde en de afzetting eischte van Lodewijk Napoleon.

Hij werd dientengevolge eenigen tijd in Vincennes opgesloten, doch niet verbannen. Na het herkrijgen der vrijheid leidde hij een ambteloos leven, totdat hij bij de algemeene verkiezingen in 1869 tegen den regéringscandidaat Tocqueville optrad en de overwinning behaalde. Bij de vorming van het ministérie Ollivier in den aanvang van 1870 belastte hij zich na eenigen tegenstand met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken. Vruchteloos beijverde hij zich, om van den Paus vergunning te verkrijgen tot het zenden van een buitengewonen afgevaardigde naar het Oecumenisch concilie. Niet lang vóór het bekende plebisciet, toen hij bemerkte, dat het kabinet Ollivier den steven wendde naar reactionaire wateren, nam hij zijn ontslag en liet gedurende den Duitsch-Franschen oorlog niets van zich hooren. De benoeming van een Uitvoerend Bewind door de Nationale Vergadering te Bordeaux (Maart 1871) riep hem echter weder op het staatkundig tooneel, waar hij tot steun verstrekt van zijn vriend en geestverwant Thiers.

< >