Darnley (Henry Stuart, lord), de tweede echtgenoot van Maria, koningin van Schotland, was de oudste zoon van graaf Lennox en van lady Margaret Douglas, en van vaders- en moederszijde vermaagschapt met het Koninklijk huis van Schotland en Engeland. Hij werd geboren in Engeland in 1546 en begaf zich op 21-jarigen ouderdom naar het Hof van Maria. Weldra was hij haar gunsteling, en nam zij het besluit, om met hem in het huwelijk te treden.
Dat voornemen vond bijval aan het Fransche Hof, en de Paus was bereid om de noodige dispensatie te verleenen, doch Darnley en zijn vader gaven door hun hoogmoedig gedrag en door gemeenzaamheid van eerstgenoemde met den zanger David Rizzio zooveel ergernis aan den Schotschen adel, dat graaf Murray, de onechte broeder van Maria, met anderen zamenspande, om de verheffing van het huis Lennox te verhinderen. Niettemin schonk Maria den 29sten Julij 1565 te Edinburg hare hand aan Darnley, waarbij bepaald werd, dat haar gemaal den titel van Koning zou voeren en dat alle wettige besluiten in hun beider naam afgekondigd zouden worden. Reeds na weinige maanden bevond Maria, dat zij zich bedrogen had in haren echtgenoot. De eigenschappen van zijn geest beantwoordden volstrekt niet aan de uitwendige bevalligheid van zijn ligchaam; hij was onaangenaam in den omgang, gaf zich aan allerlei ondeugden over en hield zich zooveel mogelijk van haar verwijderd, zoodat zij hem meer haat toedroeg dan liefde. Hij verlangde voorts van haar de huwelijkskroon (crown matrimonial), waaraan de volle koninklijke regten — ook dat der opvolging — verbonden waren, en toen zij dien weigerde, zocht hij zich vooral op Rizzio te wreken, dien hij als haren raadgever kende.
Met eenige aanzienlijke Schotten, desgelijks vijanden van Rizzio, hoewel te voren medestanders van Murray, en met eenige honderden gewapenden bezette hij het kasteel te Edinburg, en drong er met geweld door tot de kamer der Koningin, waar deze zich met Rizzio en met hare hofdames bevond. De bedreigde zanger zocht zich achter de Vorstin te verschuilen, doch Georg Douglas greep den dolk des Konings en bragt hem eene wond toe; waarna Rizzio in eene voorkamer gesleept en met 56 dolksteken afgemaakt werd. De Koning verklaarde, dat zulks op zijn last geschied was, en Murray en de overigen keerden eenige dagen daarna naar Edinburg terug. Intusschen wist Maria haren echtgenoot over te halen, om haar naar Dumbar te vergezellen, omdat zij dan beter in staat zou wezen, aan de zaâmgezworenen het hoofd te bieden. Weldra had zij zulk een drom van aanhangers, dat eerstgenoemden het geraden oordeelden, om naar Engeland de wijk te nemen. Ten einde Darnley nu eerst zedelijk te vernietigen, noodzaakte zij hem, om in eene proclamatie alle betrekking met de moordenaars van Rizzio te loochenen. Nadat zij hem hierdoor aan de algemeene verachting had prijs gegeven, zond zij hem weg uit hare tegenwoordigheid en begunstigde blijkbaar de graven Bothwell en Marr. Met moeite kreeg hij vergunning om eenige vertrekken van haar kasteel te Edinburg te bewonen.
Weldra beviel zij van een zoon (19 Junij 1566), later Jacobus VI, en zij scheen tot verzoening te neigen, ’t geen Darnley echter afwees door zijne weigering, om bij den doop van zijn zoon tegenwoordig te wezen. Hij kreeg de kinderpokken, en toch verhaalde men, dat de Koningin hem vergif had toegediend. Nadat zij echter dat gerucht door eene zorgvuldige verpleging van haren gemaal had gelogenstraft, betrok zij met hem en het kind eene afgelegene woning nabij Edinburg, om geen hinder te hebben van het straatgewoel, en niemand twijfelde langer aan de opregte verzoening der beide echtgenooten. De Koningin was echter met haar kind afwezig in den nacht van den 9den op den 10den Februarij 1567, om de bruiloft van een harer dienaren bij te wonen, en in dien nacht vloog het huis, waarin Darnley zich bevond, in de lucht. Zijn lijk werd nagenoeg ongedeerd in een naburigen tuin gevonden. De openbare meening beschuldigde Bothwell en de Koningin van dien moord, hoewel sommigen Maria hebben verdedigd.