Cypergras (Cyperus L.) is de naam van een plantengelacht uit de familie der Cyperaceën. Het onderscheidt zich door 2-rijïge veelbloemige, schermvormende aartjes, gekielde kafblaadjes, een afvallende stijl, een halm zonder knoopen en door wortelbladeren. Tot de belangrijkste soorten behoort de aardamandel (zie onder dit woord) of Cyperus esculentus L. De eironde, vleezige knollen van deze plant, in het zuiden van Europa en in den Levant groeijende, worden veel gegeten, voorts in Zuid-Duitschland tot een surrogaat van koffij gebrand, en in Spanje op de wijze van cacao tot chocolade bereid. In den Indischen Archipel levert C. rotundus L. desgelijks eetbare knolletjes en draagt er den naam van roempoet tekée.
Die plant is intusschen een zeer lastig onkruid. — Van eene andere soort, C. Kyllingioides Vahl, in ’t Maleisch tekée of takari-laut, gebruikt men in de Molukken, op Madagascar en aan de Kaap de Goede Hoop den wortel als specerij. — Van C. dulcis Rumph. door R. Brown tot het geslacht Eleochoris gebragt en als E. tuberosa Schult, bekend), in ’t Maleisch roekoe tekée, kookt en eet men de knollen; dit geschiedt op Ceylon, Java, Bali enz., en ook in China, waar die knollen pe-tsi of waternoten heeten. — Van C. Papyrus L. meldt men, dat dit gewas, aan de oevers van de Nijl groeijende, de oudste papierplant is. Men vindt daarvan gewag gemaakt in de boeken des Ouden Testaments, en men heeft haar tot bereiding van papier gebruikt tot in de 11de eeuw, toen dit laatste meer en meer door pergament verdrongen werd. Die bereiding geschiedde zeer eenvoudig door het merg-omsluitend vlies te zuiveren en de vliesstrepen met de randen op elkaâr te leggen, deze met de lijnstof der wortels te bevochtigen en ze dan te persen. De bloemen van deze plant werden gebruikt tot versiering van tempels en standbeelden, en men at de suikerhoudende wortels. Daar men er in Abessinië booten van vlecht, is het ver van onwaarschijnlijk, dat deze plant het papierriet leverde voor het hulkje, waarin Mozes als kind op de Nijl werd geplaatst. — In Zuid-Amerika vindt men C. textilis Thunb., een cypergras, dat bij de dikte van eene penneschacht de hoogte heeft van een paar Ned. el. De Hottentotten maken er manden van. die zóó digt zijn, dat men er zelfs water in kan halen. In ons Vaderland vindt men het geelachtig cypergras (C. flavescens L.) met lijnlancetvormige, overhoeks bijeengeplaatste aartjes, stompe kafblaadjes en een 3-bladig omwindsel, en bruin cypergras (C. fuscus L.) met dergelijke aartjes, doch spitse kafblaadjes en een 3tot 5-spletig omwindsel.