Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-07-2018

Crassus

betekenis & definitie

Crassus is de naam van onderscheidene beroemde geslachten in het oude Rome; daartoe behoorden:

Publius Licinius Crassus, geboren omstreeks het jaar 255 vóór Chr. Hij verwierf door zijne persoonlijke verdiensten zoodanigen invloed, dat hem het ambt van opperpriester nog vóór dat van aedilis werd opgedragen. In laatstgemelde betrekking verordende hij prachtige spelen, en zag zich dientengevolge tot overste der ruiterij en daarna tot censor gekozen nog vóór dat hij praetor of consul was geweest. Na het overlijden van zijn ambtgenoot legde hij de censors-betrekking vrijwillig neder, werd toen praetor peregrinus, en in 205 vóór Chr. consul met den ouderen Scipio. Als zoodanig voerde hij oorlog tegen Hannibal, en overleed in 162 vóór Chr. Reeds hij voerde den bijnaam Dives (de Rijke), welke die zijner nakomelingen bleef.

Publius Licinius Crassus, die vermoedelijk in 188 vóór Chr. quaestor, 6 jaar later tribunus, in 176 praetor en in 171 consul werd. Hij verkreeg Macedonië als wingewest, om er oorlog te voeren tegen koning Perseus. Hij streed echter niet voorspoedig, zoodat hij weldra teruggeroepen werd.

Publius Crassus Mucianus Dives, een zoon van Publius Mucius Scaevola. Hij werd in 148 vóór Chr. quaestor en in 140 aedilis curulis. Hij was zeer ervaren in de regtsgeleerdheid en tevens zeer welsprekend. In 131 werd hij consul, voerde het opperbevel over de troepen in den oorlog met Aristonicus in Pérgamus, streed ongelukkig en kwam daarbij om het leven.

Lucius Licinius Crassus, een uitstekend staatsman en redenaar. Hij werd geboren omstreeks het jaar 140 vóór Chr., oefende zich te Athene in de kennis der Grieksche taal en wist als pleitbezorger op zijn 19de jaar reeds de veroordeeling te bewerken van C. Carbo, dien hij met den moord van Scipio Africanus de Jongere betichtte. Daarna bestuurde hij op eene doelmatige wijze de kolonisatie van Narbonne. Op 27-jarigen leeftijd verdedigde hij de Vestaalsche maagd Licinia tegen de beschuldiging van den gestrengen L. Cassius, en ondersteunde vervolgens de „Lex servilia”, waardoor het begeven van regterlijke ambten weder aan den Senaat werd toegekend. Als quaestor bevond hij zich bij afwisseling in Klein-Azië en Macedonië, en als aedilis bezorgde hij schitterende spelen aan het volk.

In 99 werd hij praetor, en in 95 consul tegelijk met Quintus Mucius Scaevola. De magt van het toenemend aantal bondgenooten te Rome zocht hij door wetten te beperken. Hij bestuurde voorts Gallië als wingewest en werd in 93 censor met Cn. Domitius Ahenobarbus. Men onderscheidde hem door den bijnaam „redenaar”, en hij overleed in 91 vóór Chr.

Publius Licinius Crassus, die in 97 vóór Chr. consul werd. Als praetor streed hij in Spanje voorspoedig tegen de Lusitaniërs en vierde bij zijn terugkeer eene glansrijke zegepraal. In het jaar 90 was hij censor, en in den Bondgenooten-oorlog behoorde hij tot de optimaten. Toen hij na den terugkeer van Marius deswege verbannen werd, bragt hij zich zelven om het leven (86 vóór Chr.).

Marcus Licinius Crassus, geboren omstreeks het jaar 113 vóór Chr. Hij legde zich met ijver toe op de geschiedenis en wijsbegeerte, nam gedurende de onlusten, door Cinna verwekt, de wijk naar Spanje, en begaf zich na diens dood met eenige schepen eerst naar Afrika naar Q. Metellus Pius en vervolgens naar Sulla, wien hij na zijne landing in Italië, bepaaldelijk in den slag tegen de Samnieten voor de poorten van Rome, belangrijke diensten bewees. Zijne hebzucht kende geene grenzen en hij bragt door allerlei middelen een vermogen bijeen van meer dan 17 millioen gulden. Toch was hij gastvrij en bereid om geld te leenen aan zijne vrienden. In 81 werd hij quaestor, en als praetor behaalde hij de overwinning op Spártacus, den aanvoerder der oproerige slaven en verkreeg daarvoor eene ovatie.

Onder zijn consulschap (70 vóór Chr., tegelijk met Pompéjus) werd het gezag der tribunen hersteld, doch toen hij in 65 met C. Lutatius Cátulus tot censor verkozen werd, wezen beide die betrekking van de hand, omdat zij in gevoelens verschilden. Hij werd van medepligtigheid beschuldigd in de zamenzwering van Catilina, en uit haat jegens Pompéjus schaarde hij zich aan de zijde van Caesar, hoewel hij vervolgens met beiden een Driemanschap vormde. In weerwil van het verzet van Cato werd hij in 55 met Pompéjus consul, maar vertrok nog voor het einde van zijn ambtstijd naar Syrië, waar hij oorlog voerde tegen de Parthers en aan zijne soldaten het regtmatig aandeel in den buit onthield. Bij Zeugma overschreed hij de Euphraat, doch liet, op aansporing van anderen, zijn aanvankelijk plan van oorlog varen, waarna hij zich weldra in eene woestijn bevond, alwaar het vijandelijk leger hem eene geweldige nederlaag toebragt. Wèl gelukte het hem Carrae, eene stad in Mésopotamië, te bereiken, van waar hij over de Euphraat wilde trekken, maar door gidsen misleid, viel hij in eene hinderlaag en werd met een groot gedeelte zijner troepen gedood.

Marcus Licinius Crassus, een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd in het jaar 30 vóór Chr. consul tegelijk met Augustus, hoewel hij het ambt van praetor nog niet bekleed had. Een half jaar later werd hij naar Macedonië gezonden, om er tegen de indringende Daciërs en Bastarners te strijden. Hij versloeg hen, rukte voorwaarts naar Moesië, doodde den koning der Bastarners, overwon deze, alsmede andere volkeren in Thracië, en daarna de Gothen, wier koning Dapyx zich zelven om het leven bragt. In het jaar 14 vóór Chr. werd Crassus ten tweeden male tot consul gekozen.

Marcus Licinius Crassus Mucianus, den meestberoemde van zijn geslacht in den tijd der Keizers. Hij werd onder Nero met 4 legioenen naar Syrië gezonden, om er de inwoners tegen de aanvallen der Parthers te beveiligen. Na den dood van Nero voegde hij zich bij de partij van Otho, doch eischte vervolgens, dat Vespasianus met het hoogste gezag zou worden bekleed. Hij verzekerde zich door omkooping van de legioenen aan de Donau, deed hun aanvoerder Antonius Primus, die zich van Rome had meester gemaakt, vallen, en nam het bewind op zich tot aan de komst van Vespasianus. Na het uitbarsten van den Bataafschen oorlog begaf hij zich met Domitianus naar Gallië, om er den strijd te besturen, doch keerde in de nabijheid van Lyon reeds naar Rome terug. Vervolgens bekleedde hij nog driemaal het ambt van consul, waarna hij de staatkundigen loopbaan vaarwel zeide.

< >