Cotignola (August Giacomo Jochmus, vrijheer von), een militair avonturier, werd geboren te Hamburg in 1808, legde zich aanvankelijk toe op den koophandel en vervolgens te Parijs op de krijgswetenschap. In 1827 ging hij naar Griekenland, werd er weldra kapitein en adjudant van generaal Church, en zag zich na de komst van koning Otto in 1832 met de portefeuille van Oorlog belast. Hij ontwierp plannen, om Sparta te versterken, en woonde een veldtogt bij in het oproerige Moréa. De Grieksche nationale partij noodzaakte hem, om in 1835 de wijk te nemen naar Engeland, waar hij in dienst trad bij het vreemdenlegioen, dat ter hulp van Isabella naar Spanje gezonden werd.
Hier schaarde hij zich in de gelederen der Christino’s, en was er weldra brigade-generaal (1837) en kort daarna chef van den generalen staf van het noorderleger. Na het eindigen van den burgeroorlog ging hij naar Engeland terug, reisde voorts naar Turkije, en werd er in den strijd tegen den Onder-koning van Egypte tot brigade-generaal onder het bevel van Selim-pasja benoemd. Naauwelijks was hij in September 1840 bij Beiroet aan land gestapt, toen de Egyptische benden onder Osmanpasja naderden. Hij overrompelde en versloeg hen, en onderscheidde zich bij de belegering van Beiroet zoozeer door zijne dapperheid, dat hij weldra tot Ferik-pasja (divisie-generaal) en vervolgens tot opperbevelhebber van het Turksche leger in Syrië bevorderd werd. Wegens den slechten toestand van zijn leger en den belemmerenden invloed der diplomatieke onderhandelingen kon hij niet veel uitrigten, en na het sluiten van den vrede trok hij, met Turksche en Oostenrijksche orden versierd, weder naar Duitschland, alwaar hij in den Oostenrijkschen vrijheerenstand werd opgenomen. Hij woonde bij afwisseling te Londen, te Hamburg en te Frankfort, en zag zich in 1849 in laatstgenoemde stad, na het aftreden van von Gagern, met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken en van Marine in het Rijks-ministérie belast, die hij slechts korten tijd behield. Daarna volbragt hij eene reis naar Constantinopel en gaf zijn „Proposed communication in Asia Minor” in het licht, waarin hij met het oog op den handel de verbinding van eenige wegen in Klein-Azië krachtig aanbeveelt. Zeker is het dat Cotignola zich door zijne wetenschappelijke ontwikkeling en door zijn krijgsbeleid ver verheft boven de gewone militaire gelukzoekers.