Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Coloriet

betekenis & definitie

Coloriet of kleurgeving. De kleuren maken den schilder tot kunstenaar, schenken leven aan zijne gewrochten en bevrijden hem van de abstracte lijnen der schets. Hij moet ronding geven aan de figuren op het platte vlak en tevens daaraan uitdrukking bezorgen, en dit geschiedt vooral door de kleuren. Licht en schaduw geven ligchamen aan zijne vormen, en hoe meer de schilder ze tegenover elkander stelt, des te meer schakéringen heeft hij noodig, om de harmonie te bewaren in het geheel.

De soort van licht en donker is afhankelijk van den aard van het voorgestelde licht, hetwelk zon- of maanlicht, kunstlicht enz. kan wezen, en daarmede moet hij vooral werken bij landschappen. Nu is het zijne taak, om het licht en donker niet op zichzelf, maar in hunne natuurlijke kleuren weer te geven. Hiertoe gebruikt hij als hoofdkleuren blaauw, geel, rood en groen, — de overige kleuren zijn enkel wijzigingen van deze. Hij moet daarbij letten op de onderlinge verhouding der kleuren, alsmede op de harmonie van deze, welke vooral van belang is bij de luchten, waartegen verschillend gekleurde figuren moeten uitkomen. De moeijelijkste klip, die den schilder bij het kiezen der kleuren bedreigt, is de vleeschkleur (carnatie), welke eene vereeniging is van alle kleuren, zonder dat ééne daarbij eene zelfstandige rol vervult. „Wie gevoel heeft voor den vleeschtoon”, zegt Diderot, „heeft het reeds ver gebragt; al het overige is daarnaast van geringe beteekenis. Duizenden zijn gestorven zonder dat gevoel te bezitten, en duizenden zullen sterven zonder er van doordrongen te wezen.” De olie-verf is verreweg het meest geschikt, om de vleeschkleur weêr te geven; zij alleen is in staat, om het doorschijnende eener fijne huid voor te stellen.

Uit het gezegde volgt, dat het moeijelijk is, regels te stellen voor coloriet — voor het opbrengen van kleuren. De schilder moet daartoe een juist en ontwikkeld gevoel voor kleuren hebben, om deze naar eisch op eene schilderij over te brengen. Doet hij dit op zoodanige wijze, dat wij aanstonds beseffen, hoe hij als het ware de natuur op het doek heeft gebragt, dan noemen wij zijn coloriet warm. De geschiedenis der schilderkunst vermeldt vooral de namen van Giorgione en Titiaan en in het algemeen de namen van schilders der Venetiaansche school in den aanvang der 16de eeuw als die van uitstekende coloristen. Zij wisten het leven van het naakte en de pracht der verschillende stoffen op eene verwonderlijke wijze na te bootsen. Ook de Nederlandsche schilders, vooral Rembrandt, hebben met betrekking tot het coloriet grooten roem verworven.

< >