Cognoscement is een papier, welks inhoud strekt tot bewijs van inlading eener partij goederen, die de schipper erkent ingenomen te hebben, en belooft naar eene bepaalde plaats te vervoeren en dáár aan den aangewezen persoon af te leveren, en uit kracht waarvan de regtmatige houder van het stuk als zoodanig regt heeft op die goederen, en ze volgens de daarin uitgedrukte of door de wet vastgestelde bepalingen van hem kan opeischen. Voor elke partij goederen met afzonderlijke bestemming wordt een cognoscement opgemaakt. Bij ’t aan boord brengen der goederen worden daarvoor reçus of recieven afgegeven; binnen 24 uren na de geheele inlading worden deze tegen het cognoscement ingewisseld.
Het cognoscement houdt volgens onze wet in: 1° den naam van den bevrachter of inlader; 2° de aanduiding van den geconsigneerde, den persoon, aan wien de zending geschiedt; als zoodanig kan worden aangewezen een bepaald persoon (het C. staat dan op naam), of een bepaald persoon of diens order, ook de order van den inlader of van den schipper (het C. luidt dan aan order), of de houder of toonder van het stuk, zonder invulling van naam (C. aan toonder), 3° den naam en de woonplaats van den schipper, die de lading heeft ingenomen en daarvoor aansprakelijk is; 4° den naam en de soort van ’t schip, benevens de plaats, waar het te huis behoort; 5° de omschrijving van den aard der goederen, met opgave van hoeveelheid, gewigt, merken, getallen enz.; wil de schipper voor den inhoud, de maat of 't gewigt niet instaan, dan moet hij zorgen, dat er in het cognoscement wordt ingevuld, dat inhoud of maat enz. hem onbekend is ; 6° de ligplaats der inlading en die der bestemming; moeten nog nadere bevelen omtrent de lossingsplaats worden afgewacht of ingewonnen, dan noemt men dat „voor order zeilen”; 7° eene aanwijzing van de vracht, niet juist de vermelding van het bedrag: verwijzing naar de chertepartij is genoeg; 8° de dagteekening en de onderteekening van den schipper en van den inlader of diens expediteur of cargadoor; de laatste handteekening ontbreekt gewoonlijk in de practijk, doch is evenwel niet zonder belang, omdat het stuk als bewijsmiddel tegenover derden, de assuradeurs of andere inladers, kan moeten gebruikt worden. "Worden goederen voor eigen rekening geladen, dan ontbreekt de inlader; zijne handteekening moet dan vervangen worden door die van twee der voornaamsten van ’t scheepsvolk. Andere bepalingen kunnen er bovendien in worden opgenomen, b v. omtrent de ligdagen en het overliggeld, en verdere clausules, die des schippers verantwoordelijkheid tegenover den inlader of den geconsigneerde wijzigen. Van elk cognoscement worden ten minste vier exemplaren opgemaakt: één voor den inlader, die daarmee zijn regt bewijst tegenover den schipper en de reederij; één voor den geconsigneerde, die daarop zijn regt tot uitlevering der goederen baseert; één voor den schipper, tot staving van zijne regten en verpligtingen, en één voor den eigenaar of de reederij, die ook een zelfstandig belang tegenover anderen, zelfs tegenover den schipper, te handhaven kan hebben. De inlader kan de teekening van meerdere exemplaren eischen, maar niet anders, dan van alle gelijktijdig; tot latere afgifte van meerdere is de schipper niet verpligt: in elk exemplaar wordt het getal uitgedrukt, en alle gelden voor één, en één voor allen. Bij verschil van inhoud zal aan het meest regelmatige de grootste bewijskracht moeten worden toegekend. Het C. levert bewijs op tusschen de onderteekenaren en den geconsigneerde, en ook tegenover derden, de regthebbenden op andere ingeladen goederen en de verzekeraars.
Alleen aan de laatstgenoemden, de derden, is tegenbewijs tegen den inhoud van het stuk toegelaten. De schipper moet uitleveren al datgene, wat in het C. vermeld is: slechts in één geval kan dienaangaande door hem van dat stuk worden afgeweken, namelijk indien hij bewijst, dat er meer op het C. staat, dan in het schip kan geladen worden: hij kan dan volstaan met de uitlevering van het werkelijk ingeladene, en met schadeloosstelling aan den geconsigneerde, zoo daartoe termen aanwezig zijn. Het C. is voor den houder een titel, waarmee hij zijn regt kan staven, om de daarin vermelde goederen op te eischen: met de overdragt van het stuk, gaat dat regt aan zijn opvolger over. De houder heeft evenwel geen regt van bezit of van eigendom op de goederen zelve, voordat deze hem werkelijk zijn afgeleverd. Bij de uitlevering der goederen moeten de C. aan den schipper worden teruggegeven, of moet hem althans zekerheid worden gesteld voor de nadeelige gevolgen, voor het geval, dat er nog één of meer exemplaren van vermist worden. Ook kan in dit geval, zoo mede wanneer er meer houders van cognoscementen van ’t zelfde goed optreden, of er beslag op de goederen is gelegd, of verzet gedaan tegen hunne uitlevering, de schipper slechts lossen met magtiging der regtbank tot opslag van de lading, waardoor hij zijne regten op ’t geen hem toekomt kan waarborgen, en tegelijkertijd de lading ongeschonden bewaren voor hem, die later, des noods door een procés, zal blijken de ware regthebbende te zijn.