Cluverius (Philippus) of Filip Cluver, een uitstekend aardrijks- en oudheidkundige, werd geboren te Dantzig in 1580, en studeerde te Leiden, waar hij zich op aanraden van den beroemden Scaliger met ijver op de aardrijkskunde toelegde.
Daarna volbragt hij belangrijke reizen, meestal te voet door verschillende landen en vestigde zich vervolgens te Leiden, waar de curatoren hem in 1616 den titel van „Geographicus academicus” en een jaargeld van 500 gulden toekenden.
Hij overleed aldaar in 1623, eenige hoogstbelangrijke geschriften nalatende, van welke wij noemen „Commentarius de tribus Rheni alveis et ostiis etc. (1611)”, in het Nederlandsch vertaald onder den titel „Batavische oudheden, of de verhandeling over de drie uitloopen en monden van den Rhijn enz. (1709 en 1719, 2 dln)”, „Germaniae antiquae libri tres etc. (1616 en 1630)”, „Sicilia antiqua, item Sardinia et Corsica (1609)”, en „lntroductionis in universam geographiam tam veterem quam novum libri VI etc. (1624, en later bij herhaling)”.