Cinchonine (cinchonium) is eene door Pelletier en Caventou ontdekte plantenbasis van den kina-bast, vooral aanwezig in den grijzen en bruinen, naast grooter hoeveelheid chinine in den rooden en gelen en in geringe hoeveelheid in dien van koningskina.
De cinchonine, door een alkali aan haren in water opgelosten toestand onttrokken, vertoont zich als een witte, kaasachtige neerslag, die in droogen staat een wit poeder oplevert. Uit eene verzadigde oplossing in heeten alkohol kristalliseert zij in kleurlooze, doorzigtige, glanzige, vierzijdige prisma’s of in dunne witte naalden met een sterk lichtbrekend vermogen; zij heeft geen reuk en bijkans geen smaak, maar verkrijgt eerst later den bitteren kina-smaak, —voorts is zij bestand tegen de lucht, watervrij, smelt bij 165° C. zonder zich te ontleden te zamen tot eene kleurlooze, bij het af koelen in kristallijnen vorm verstijvende vloeistof, terwijl een gedeelte onder verspreiding van een aromatischen geur vlugtig word tin witte dampen, die zich in losse vlokken of dunne naalden aan koele plaatsen vasthechten. Verwarmt men de cinchonine snel boven haar smeltpunt, dan ontbindt zij zich, ammoniakale stoffen voortbrengend, en verbrandt in de lucht met eene vlam zonder iets achter te laten.
In koud water is zij weinig oplosbaar; geconcentreerd salpeterzuur en zwavelzuur hebben in kouden toestand geene oplossende of ontledende werking op haar, doch laatstgenoemde, warm gebruikt, kleurt haar eerst bruinachtig rood en daarna zwart. Met zwavelzuur en loodsuperoxyde verwarmd, levert zij eene roode zelfstandigheid, en met chloorwater en ammonia vermengd, wordt zij niet groen, zoodat zij zich hierdoor onderscheidt van de chinine. In kouden alkohol lost zij weinig op, maar in warmen des te beter, en de oplossing reageert alkalisch. Vooral onderscheidt zij zich van de chinine door hare onoplosbaarheid in zuiveren aether. Zie voorts onder Chinine.
Merkwaardig zijn voorts de cinchonine-zouten. Met zuren geneutraliseerd, vormt de cinchonine zoowel zure als basische zouten, die kleurloos, voor kristallisatie vatbaar en bitter van smaak zijn. Zij lossen in water en in wijngeest doorgaans gemakkelijker op, dan de overeenkomstige chinine-zouten, doch zij zijn daarentegen in aether onoplosbaar of nagenoeg onoplosbaar. Hunne oplossing in water wordt voorts door zuring-, wijnsteen- en looizuur en hunne zouten wit, en geeft met eene goudoplossing een gelen neêrslag.
Platina-chloride geeft een gelen, kristallijnen neêrslag, eene iodium-oplossing kleurt hen bruin, en eene overmangaanzure kali-oplossing groen. Zij onderscheiden zich van de chinine-zouten doordien de witte neêrslag, door alkaliën ontstaan, bij het verwarmen der vloeistof niet week wordt als hars, in aether niet oplost, en doordien de oplossingen in water noch door salpeterzuur zilver-, noch door kwikzilver-oxyde troebel worden.
Men kan de cinchonine-zouten van de chinine-zouten scheiden door middel van aether of van chloroforme, waarin de laatste oplossen en de eerste niet. Uit eene oplossing der zwavelzure zouten kristalliseert eerst de zwavelzure chinine, en wanneer men de neutrale oplossing met wijnsteenzuur en vervolgens met dubbel-koolzuur natron vermengt, dan daalt alleen de cinchonine naar den bodem, terwijl de chinine opgelost blijft.