Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cilcië

betekenis & definitie

Cilicië was weleer de naam der meest zuidoostelijk gelegene provincie van KleinAzië, ongeveer het tegenwoordige Turksche ejaleet Itsjïl. Zij was van Syrië gescheiden door het Amanus-gebergte, ten westen en noorden begrensd door den Taurus, en door bergpassen met Isaurië, Pisidië, Paphlagonië en Cappadocië verbonden.

Volgens den aard van den bodem was het verdeeld in het Vlakke Cilicië (Cilicia Campestris), in die dagen een vruchtbaar en digt bevolkt kustgewest, doch nu moerassig en schaars bewoond, en in het Bergachtig Cilicië (Cilicia Aspera), waar de uitloopers van den Taurus goede weiden opleverden. Het besloeg eene oppervlakte van 6000 geogr. mijlen. Tot de meest beroemde bergpassen behooren de Pylae Ciliciae tusschen Thyana en Tarsus, over welke Alexander de Groote uit Cappadocië in het land viel, — de Amanicae Pylae en de Pylae Tyriae, waar de Cersus tusschen 2 muren doorheen ruischte. De belangrijkste rivieren waren er de Cersus, de Pyramus, de Sarus, de Cydnus, de Calycadnus, de Lamus, de Arymagdus en de Melas.

— De inwoners (Cilices) waren afkomstig van de Syriërs en Phoeniciërs, en na Alexander de Groote ontstonden er Grieksche volkplantingen. Nadat het landschap geruimen tijd aan de vorsten van omringende Staten was onderworpen geweest, werd het door Pompéjus in een Romeinsch wingewest herschapen, terwijl de bewoners der bergstreek nog lang hunne onafhankelijkheid handhaafden. De hoofdstad des lands was Tarsus, de geboorteplaats van den apostel Paulus. Vele Israëlieten hadden zich in dat land gevestigd, en het volks-karakter der Ciliciërs stond bij de Grieken niet in den besten reuk.

< >