Chopin (Friedrich Franz), een uitstekend klavierspeler en componist, werd geboren te Zelazowawola bij Warschau in 1810. Hjj ontving aanvankelijk onderwijs van een Bohemer, Zywni genaamd, legde zich onder Elsner, directeur der muziekschool te Warschau, op het componéren toe en deed groote reizen door Duitschland, om beroemde klavierspelers te hooren.
Door de revolutie van 1831 uitzijn Vaderland verdreven, zocht hij in de kunst een middel van bestaan, speelde te Weenen en te München en vestigde zich te Parijs, waar hij door zijne — wel wat overdreven — oorspronkelijke compositiën weldra grooten roem verwierf. Zijn klavierspel was ongemeen zacht, gevoelvol en genuanceerd, en de zuiverheid van zijn aanslag werd algemeen geroemd. Juist wegens de zachtheid en keurigheid van zijn spel was hij beter geschikt voor de salon dan voor de concertzaal.
Merkwaardig is het, dat de kunstenaar voor zijne vaak hoogst moeijelijke passages slechts kleine handen ter zijner beschikking had. In 1839 deed hij tot herstel zijner gezondheid eene reis door Italië, en overleed aan zijne borstziekte te Parijs den 18den October 1849. Zijne variaties op een thema uit „Don Juan (La ci darem la mano)” hebben bovenal grooten bijval gevonden; — voorts heeft hij eene lange reeks van compositiën in het licht gegeven.