Chippewa’s of Ojibways is de naam van een Noord-Amerikaanschen Indianen-stam, tot de familie der Algonkins behoorende. Men moet dien niet verwarren met de Chippewyans van de Athapasca-groep. De Chippewa’s schijnen onvatbaar te wezen voor beschaving; zij bewonen gedeeltelijk het bekken van het Bovenmeer, gedeeltelijk de Vereenigde Staten (Wisconsin en Jowa) en gedeeltelijk de aangrenzende gewesten van Canada en BritschAmerika met eene bevolking, die in 1850 ongeveer 10000 zielen bedroeg.
Hunne laatste gronden hebben zij in 1854 aan de Vereenigde Staten verkocht, namelijk de metaalrijke gedeelten van Michigan, Wisconsin en Minnesota, Zij hebben een breed gelaat met uitpuilende jukbeenderen, — voorts zijn zij wantrouwend en baatzuchtig en aan het genot van sterken drank verslaafd. Zij huldigen een hoogste wezen en gelooven aan de magt der toovenaars. Hunne kleeding komt met die der overige bewoners van Canada overeen. In het zuiden gebruiken zij het schietgeweer, en in het noorden nog boog en pijl.