Chios, thans Chio, Skio en in het Turksch Sakiz-Andassi (Mastik-eiland) genaamd, is een der schoonste en vruchtbaarste Turksche eilanden in de Aegaesche Zee, en ligt tegenover het Ionische schiereiland, ten zuiden van het eiland Lesbos, niet ver van de kust van Azië. Het heeft eene oppervlakte van nagenoeg 19 geogr. mijlen.
—Voorheen heeft het de namen gedragen van Athalia, Macris, Pityusa en Ophiusa, en als kapen vermelden de Ouden Poseidion en Phande, ten zuiden van de stad Chios, — Notion, thans kaap Mastico, het zuideljjkste punt van het eiland, — Melaena, thans kaap St. Nicolaas, tegenover Psyra, — Laios, thans Porto di Mesta, — en Phlion, thans kaap La Guardia.
Behalve bij de stad Chios (Castro) zijn er 5 havens, meestal bij gemelde kapen gelegen. Op het eiland verheffen zich vele bergen, van welke de Eliasberg — de Pellinaeus der Ouden — in het noorden de voornaamste is. De vruchtbare grond is er goed bebouwd, en het klimaat zóó aangenaam, dat de Turken dit eiland het „Paradijs van den Archipèl” noemen.
Weleer leverde Chios eene beroemde soort van marmer, die zich door eene loodkleur met witte aderen onderscheidde, benevens eene fijne soort van potklei, en ook thans nog, gelijk weleer, is het vermaard om den mastik (hars van den Pistaciaboom, die de Turksche vrouwen kaauwen), en om den voortreffelijken wijn, die er met zorg behandeld wordt, zoet en vurig is en op Malaga en Frontignac gelijkt. Daarenboven geeft de grond er vijgen, oranje-appelen, citroenen, zijde, katoen, olijven-olie enz.
De terpentijnboom, die er volgens Dioscórides in grooten overvloed groeide, wordt er thans zeldzamer. Tot de merkwaardige dieren des lands behoort eene roode soort van patrijzen. Het aantal inwoners, dat in 1822 nog 130000 bedroeg, beloopt thans ongeveer 40000. Men heeft er, behalve de hoofdstad, 68 dorpen, en er bestaat een aanzienlijke handel in vruchten, confituren, katoenen en zijden stoffen.
Het eenige gedenkteeken der Oudheid, hetwelk men er aantreft, is de „School van Homerus”, eene plaats waar volgens de overlevering deze dichter zich met zijne leerlingen vereenigde. Die school is niets anders dan eene cirkelvormige bank in de rots, een teerlingvormigen steen, ter hoogte van ½ Ned. el, omgevende. Waarschijnlijk moet een en ander als een voormalig heiligdom van Cybele worden beschouwd. Nog in den aanvang dezer eeuw verhief zich op dit eiland het rijke klooster Neamoni, in het midden der llde eeuw door keizer Constantijn IX Monomachos gesticht.
Van ouds heeft Chios aanspraak gemaakt op de eer, het vaderland van Homerus te wezen. Zeker is het echter, dat de tooneeldichter Ion, de geschiedschrijver Theopompus, de geograaf Metrodorus, de sophist Theócritus, de wijsgeer Ariston, benevens de kunstenaars Glaucus, Malas, Micciades, Anthermus en Bupalus aldaar geboren zijn. Ook bij de hedendaagsche Chioten zoekt men handels- en ondernemingsgeest en kunstzin niet te vergeefs.
De hoofdstad Castro (Chios) ligt aan de oostzijde van het eiland. Hare oudste bewoners waren Pelasgers; later bragten Cretensers er den wijnbouw en onder de volgende kolonisten bekleedden de loniërs eene belangrijke plaats. Toen de Perzen in Klein-Azië vielen en er tot de Grieksche volksplantingen doordrongen, betoonden de inwoners van Chios weinig belangstelling jegens hunne verdrukte broeders en gaven zich zonder slag of stoot aan Cyrus over.
Later echter namen zij deel aan den Ionischen opstand tegen de Perzische heerschappij en streden bij het eiland Lade op honderd schepen met grooten moed voor de gemeenschappelijke vrijheid. Na den slag echter werden zij zelve door Histiaeus, den aanvoerder der Ioniërs, overvallen en kwamen daarna weder in de magt der Perzen, die vele inwoners als slaven wegvoerden.
Intusschen herstelde het eiland spoedig van zijne zware slagen; althans na den slag bij Mycale nam het als eene republiek deel aan het verbond der Atheners. Onder het opperbestuur van laatstgenoemden klom het eiland tot een hoogen trap van welvaart, en verschafte een belangrijken bijstand aan de Atheners in den Peloponnésischen oorlog. Later verbond het zich met de volken van den Peloponnésus en ontrukte ook Milete en andere Ionische steden aan het verbond met Athene.
De Atheners verwoestten nu het eiland, zoodat de inwoners zich vervolgens wederom aansloten aan de Atheners, doch, ook door dezen verdrukt, zich na den slag bij Naxos bij de Thebanen voegden, waardoor de Bondgenootenoorlog ontstond. Chabrias kon het eiland niet bemagtigen, en het ontviel in 358 vóór Chr. voor altijd aan de Atheners. Later voerde Memnon, een Perzisch veldheer, er een korten tijd heerschappij.
Na den oorlog van koning Philippus III kwamen de inwoners van Chios het eerst in aanraking met de Romeinen. In latere eeuwen maakten zij deel uit van het Oost-Romeinsche rijk en deelden in de treurige lotgevallen van dien Staat. In 1307 plunderden Turksche zeeroovers het eiland en bragten de inwoners om het leven, die op het kasteel veiligheid hadden gezocht, terwijl de overigen, op 40 vaartuigen ingescheept, bjj Scyrus schipbreuk leden en meest alle verdronken.
Naauwelijks was Chios eenigzins hersteld van dezen rampspoed, toen Bajazid met 60 schepen verscheen en het eiland nogmaals veroverde. Daarna werd het geruimen tijd door de Genuézen beschermd, totdat de Turken het in 1566 in bezit namen en er een aga plaatsten. Eene onderneming van 5 Toscaansche galeijen droeg geene vruchten, en slechts met moeite gelukte het den Franschen gezant de Brèves, de bloedige wraakzucht van den Sultan te beteugelen.
Later werd de stad Chios door de Franschen beschoten, omdat zeeroovers uit Tripoli derwaarts de wijk genomen hadden, doch eene schadevergoeding, door Frankrijk betaald, herstelde den vrede. Den 21sten September 1694 werd Chios door de Venétianen veroverd, doch viel in 1695 op nieuw in de magt der Turken. Weldra was dit eiland het meest begunstigde van de Sporaden en zijne inkomsten vloeiden in de kas der Sultana.
Gedurende den Griekschen bevrijdingsoorlog kwamen ook de inwoners van Chios in verzet tegen de Turksche heerschappij, maar moesten het onderspit delven en hadden nu zooveel van hunne dwingelanden te lijden, dat de bevolking aanmerkelijk verminderde. Eene vernieuwde poging, in 1827 beproefd, om zich onafhankelijk te maken, mislukte desgelijks, en bij de vorming van het koningrijk Griekenland werd Chios er niet in opgenomen. De hoofdstad is thans de zetel van een aga of Turkschen gouverneur en van een Griekschen aartsbisschop; zij wordt door een kasteel verdedigd, en hare haven is voorzien van 2 vuurtorens. Het aantal inwoners is er 13000.