Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

China-bast

betekenis & definitie

China-bast of kina-bast, een beroemd koortsmiddel, onder den Latijnschen naam van Cortex Chinae of Cortex Peruvianus bekend, is afkomstig van verschillende boomen, tot het geslacht Cinchona uit de familie der Rubiaceën behoorende. Het geslacht Cinchona wordt door sommigen onder den naam van Cinchoneën als eene groep dier familie en door anderen als eene zelfstandige familie beschouwd.

De soorten vertoonen zich in de gedaante van groote, ja, zelfs van reusachtige boomen en ook wel in die van heesters, en alle zijn met altijdgroene bladeren versierd. Deze zijn tegenoverstaand en gaafrandig, — de bloemen gesteeld en tot zamengestelde bijschermen vereenigd, voorzien van een 5-spletigen kelk en eene trechtervormige, 5-deelige, behaarde bloemkroon, alsmede van eene 2-hokkige zaaddoos met vele gevleugelde zaden. Zij groeijen in de uitgestrekte wouden, die de oostelijke helling van het Andes-gebergte van het westen van Venezuéla tot aan het noorden van Bolivia tusschen 10° N. B. en 19° Z. B. bedekken.

Men vindt er die gewassen ter hoogte van 1000 tot 3000 Ned. el onder andere boomen verspreid of in groepen vereenigd. De kennis der kina-boomen is nog zóó gebrekkig, dat er menige soort van bast in den handel voorkomt waarvan men niet weet te bepalen, van welke cinchona zij afkomstig is. Het verzamelen van den bast is geene gemakkelijke bezigheid; het geschied door eascarillos (schillers), die van jongs af daartoe zijn opgeleid.

Men velt de boomen digt bij den wortel, scheurt er den bast in strooken af en droogt dien in de zon of hoven het vuur in daartoe bestemde schuren. Een boom, die 20 Ned. el hoog en 1,5 Ned. el in doorsnede is, levert volgens Karsten ongeveer 10 tolcentenaars droogen bast. Deze wordt in de steden gesorteerd, ingepakt en naar de havens verzonden. In latere jaren heeft men het omhouwen nagelaten en neemt men stuksgewijs hier en daar den bast van den levenden boom weg, verbindt de wonde voornamelijk met mos en verkrijgt daardoor later op de ontbloote plek nieuwe bastvorming.

In de apotheek onderscheidt men hoofdzakelijk 3 soorten van bast, namelijk de bruine (Cortex Chinae fuscus), de gele (Cortex Chinae flavus) en de rooie (Cortex Chinae ruber). De bruine, die veel cinchonine bevat, verdeelt men in Huanuco-kina, afkomstig van Cinchona micrantha Rz. Pav., subcordtla, suberosa en umbellulifera Pav., en Loxa-kina, afkomstig van C. Condaminea Bumb., macrocalyx, conglomerata, heterophylla, microphylla Pav. enz., en Jaën- of Ten-kina van C. viridiflora Pav. enz. Tot de gele kina behoort de meestberoemde soort, namelijk de Koning-kina (Cortex Chinae regius), welke veel chinine bevat, — voorts de Calisaya-kina (C. Calisaya), welke in het zuiden van Peru en in Bolivia groeit, — de Cusco-kina van C. pubescens Wedd. en de Bogota-kina van C. lancifolia Mut. enz. Het minst was men bekend met den oorsprong der roode kina. Men leidt haar thans vooral af van C. succirubra. Nevensstaande figuur geeft eene voorstelling van G. condaminea in een tak op 1/4de der natuurlijke grootte, eene opengesneden bloem in natuurlijke grootte (a), 3 zaaddozen op ½ der natuurlijke grootte (V), en een zaadje 5maal vergroot (c).

Bij een scheikundig onderzoek heeft men in den kina-bast onderscheidene alkaloïden ontdekt, die alle min of meer een koortsverdrijvend vermogen hebben , waaronder de cinchonine en vooral de chinine het meest. Deze laatste kristalliseert in langwerpige zeszijdige prisma’s, die bij verwarming in een wit poeder vervallen, smaakt zeer bitter en is in water moeijelijk, in alkohol en in aether gemakkelijk oplosbaar. Van hare zouten wordt vooral zwavelzure chinine als koortsverdrijvend middel gebruikt.

De cinchonine kristalliseert uit eene wijngeest-oplossing in dunne prismatische naalden, laat zich ook moeijelijk in water, doch gemakkelijk in alkohol maar niet in aether oplossen en smaakt desgelijks zeer bitter. De overige alkaloïden, die men evenwel niet in alle bastsoorten aantreft, zijn chinidine, cinchonidine, chinoïdine, chinicine en cinchonicine. Daarenboven vindt men in den kina-bast 3 eigenaardige zuren, namelijk het kina-zuur, dat daarin met alkaloïden of met kalk verbonden in kleine rhombische prisma’s kristalliseert en zeer zuur maar niet bitter is, — het kina-looizuur dat in zuiveren toestand eene lichtgele, doorschijnende harde massa vormt, die in water tot eene zamentrekkende vloeistof oplost en in de lucht zuurstof opneemt, terwijl na de verdamping eene chocoladekleurige stof achterblijft, kinarood genaamd, — en het chinovazuur, dat in droogen toestand de gedaante heeft van eene gomachtige massa, die in het mortier een wit poeder oplevert, dat zeer bitter smaakt en slechts zwak-zure eigenschappen bezit.

Volgens sommigen is dit laatste volkomen gelijk aan het chiococca-zuur. Voorts bevat de kina-bast vette en aetherische oliën, gom en zetmeel. Het gebruik van den koorts-bast is in ZuidAmerika zeer oud; hij kwam in Europa eerst in zwang, toen de gravin del Chinchou in 1639 daardoor van de koorts bevrijd werd. Later is hij onder verschillende namen in ons geheele werelddeel bekend geworden.

De kina-bast werkt het krachtigst van al onze specerijachtig-bittere, zamentrekkende geneesmiddelen. Zijn bederfwerend vermogen moet men toeschrijven aan het looizuur, terwijl de kina-alkaloïden zegenrijk werken tot verdrijving van de koorts, tot versterking enz., hoewel zij in groote giften oorsuizing, doofheid en bedwelming veroorzaken. Daar het aanhoudend gebruik van kina-bast nadeelig werkt op de spijsvertering, is de ontdekking der geneeskrachtige alkaloïden eene zaak van het hoogste belang. Men bereidt voorts uit den kina-bast extracten, tincturen enz.

Dewijl men in Amerika met het vellen der boomen wel wat roekeloos is te werk gegaan, namelijk zóó alsof men ze geheel en al wilde uitroeijen, is de prijs van den kina-bast in latere jaren aanmerkelijk gestegen. Wél heeft men de aanplanting van den boom in Algérië beproefd, maar zonder gunstig gevolg. Met betere vooruitzigten heeft een Duitsch geleerde, Hasskarl genaamd, hem op last van het Nederlandsch Gouvernement uit Zuid-Amerika naar Java overgebragt. Vooral de C. Calisaya is er op ruime schaal geplant, gedijt er goed en levert allengs een belangrijken oogst van den onmisbaren koorts-bast. Nog gelukkiger was men daarmede in Britsch Indië, van waar jaarlijks reeds zeer aanzienlijke hoeveelheden kina-bast in Engeland ter markt komen.

Vruchteloos heeft men met den meesten ijver gezocht naar surrogaten van den kinabast. Natuurlijk bepaalde men zich in de eerste plaats tot boomen, die tot de familie der Rubiaceën behoren. Men bragt Para-kina enz. in den handel, afkomstig van eenige Ladenbergia- en Exostemma-soorten, die in Brazilië of op de Antillen groeijen, doch deze missen juist de geneeskrachtige alkaloïden.

Omstreeks 40 jaar geleden werd onze inlandsche kalmuswortel (Acorus Calamus L.) als voorbehoedmiddel tegen koortsachtige aandoeningen algemeen gekaauwd, doch om de koorts te stuiten is geen middel zoo doelmatig als de chinine.

< >