Chemnitz (Martin), een leerling van Melanchton en na dezen een der meest-beroemde leeraren van het Luthersche kerkgenootschap, werd geboren te Treuenbriezen op den 9den November 1522. Eerst was hij onderwijzer te Wriezen aan de Oder, daarna leeraar in de wis- en sterrekunde en studeerde sedert 1545 te Wittenberg en te Königsberg, waarna hij in laatstgenoemde stad in 1548 het rectoraat verkreeg aan de Domschool en vervolgens bibliothecaris werd van hertog Albrecht van Saksen.
Toen eerst legde hij zich toe op de godgeleerdheid, nam deel aan den strijd van die dagen, begaf zich naar Wittenberg om er de voorlezingen van Melanchton te hooren en werd in 1554 godsdienstleraar te Brunswijk. In dien tijd schreef hij zijne „Repetitio sanae doctrinae de vera presentia corporis et sanguinis Domini in coena sacra (1561)”, waarin hij de avondmaalsleer van Luther tegen de Hervormden verdedigde, gaf in de „Theologiae Jesuitarum praecipua capita (1562)” een verslag van de gevaarlijke leer dier orde, en toonde zich in het „Examen concilii Tridentini (1565, 4 dln)” een schranderen bestrijder van de leerstellingen der R.K. Kerk.
Na den dood van Melanchton week hij van de gevoelens van dien geleerde meer en meer af en omhelsde de denkbeelden van Luther.
Met Mörlin te Königsberg bewerkte hij het „Corpus doctrinae Prutenicae”, dat in Pruissen kerkelijk gezag verkreeg, en nadat hij in 1567 superintendent te Brunswijk was geworden, vervaardigde hij eene geloofsbelijdenis, die door de Conventie te Wolfenbüttel werd aangenomen. Met Andreae spande hij al zijne krachten in, om aan de Formula concordiae algemeene geldigheid te verschaffen, en nadat hij in 1585 zijn ambt had nedergelegd, overleed hij op den 8sten April 1586.
Leyser en Gerhard voltooiden de door hem aangevangen „Harmonia evangeliorum”. — Zijn kleinzoon Philips Bogislav von Chemnitz, geboren den 9den Mei 1605, trad eerst in Hollandsche, daarna in Zweedsche krijgsdienst, werd door koningin Christina van Zweden tot raadsheer en geschiedschrijver benoemd en in den adelstand opgenomen, en overleed in 1678. Hij schreef onder den naam van Hippolitus a Lapide: „De ratione status in imperio nostro Romano-Germanico (1640, 2de uitgave 1647)”, alsmede „Der königlich schwedische in Deutschland geführte Krieg (1855-1859, 6 dln)”.