Charleston, de belangrijkste stad van den Noord-Amerikaanschen Staat Zuid-Carolina, aan den Atlantischen Oceaan tusschen de monden van de Ashley en Cooper-rivier gelegen, telde vóór het uitbarsten van den burger-oorlog ruim 40000 inwoners. De bevolking nam er echter weinig toe, daar zij voor de helft uit slaven bestond. Zij bezit eene ruime, veilige haven, maar de toegang wordt door eene baar belemmerd. Katoen en rijst, de voortbrengselen des lands, zijn er de voornaamste uitvoerartikelen.
Men heeft er onderscheidene banken, een tuighuis voor de land- en zeemagt, eene geneeskundige school, eene boekerij met 25000 deelen, een fraaijen botanischen tuin en prachtige hôtels. De vijandelijkheden in den Amerikaanschen burgeroorlog zijn door het beschieten van het fort Sumter (13 April 1861) aldaar het eerst begonnen. In het voorjaar 1863 werd zij geblokkeerd en belegerd, zoodat de bevolking er aanmerkelijk verminderde. Zij is door spoorwegen met de voornaamste steden van het binnenland vereenigd en in de laatsten tijd sterk toegenomen in bloei.