Zuid-Carolina (South-Carolina), een van de zuidelijke Staten der Noord-Amerikaansche Unie, ligt aan den Atlantischen Oceaan tusschen Noord-Carolina en Georgia, heeft eene oppervlakte van nagenoeg 1600 □ geogr. mijlen en is naar gelang van zijn bodem in drie deelen gesplitst, namelijk het Beneden-, Midden- en Bovengewest. Het eerste, dat zich van de zee omstreeks 130 Ned. mijl landwaarts uitstrekt, is eene lage zandvlakte en bestaat grootendeels uit pine barrens, afgewisseld door moerassen en savannen. Het Middengewest, 50—70 Ned. mijl breed, is met zandheuvels bedekt, — en het Bovengewest is eene vrij steile, bevallige bergstreek, waar de toppen van den Blue Ridge zich ter hoogte van 1220 Ned. el verheffen.De voornaamste rivieren zijn er: de Great Pedee (Yadkin), de Santee, de Ashley, de Edisto en de Savannah (grensrivier naar de zijde van Georgia). Men heeft er niet vele nuttige delfstoffen, en steenkolen ontbreken er geheel en al; toch vindt men er porseleinaarde, marmer en bouwsteen.
De landbouw is er het voornaamste bedrijf. Hij is verdeeld in plantage-bouw en eigenlijken landbouw, en deze laatste wordt bepaaldelijk in de bergstreek gedreven. In de lage vlakten verbouwt men vooral rijst en katoen, voorts suikerriet en indigo. De veeteelt bevindt er zich op een lagen trap, en men ziet er slechts talrijke zwijnen. Ook heeft men er uitgestrekte wouden. De handel is er van groot belang, hoewel hij zich uitsluitend bepaalt tot den uitvoer der voortbrengselen des lands (katoen en rijst). De Staat is in het bezit van 180 zeeschepen en een goed spoorwegnet, hetwelk zijn voornaamste vereenigingspunt te Charleston heeft. Tot de inrigtingen van hooger onderwijs behooren er de universiteit van ZuidCarolina te Charleston, de Claflin-universiteit met eene landbouw-académie, 5 colleges en godgeleerde seminaria der Baptisten en Presbyterianen.
Yoor het volksonderwijs is door de nieuwe grondwet op voldoende wijze gezorgd. Van de instellingen van weldadigheid in Zuid-Carolina noemen wij het krankzinnigengesticht te Columbia, een doofstommenen een blinden-instituut te Cedar Springs en een weeshuis te Charleston. Het aantal inwoners bedraagt er nagenoeg een millioen (1875). De Blanken zijn er meest allen van AngloAmerikaanschen oorsprong. De oude grondwet van 1775 is er in 1868 door eene nieuwe vervangen, volgens welke de Kleurlingen het burgerregt hebben verkregen.
De wetgevende magt is er in handen van eene General Assembly, bestaande uit een Senaat van 33 en een Huis van Volksvertegenwoordigers van 124 leden. Aan het hoofd der uitvoerende magt bevindt zich een gouverneur, voor den tijd van twee jaren benoemd, met een beperkt regt van veto en van genadeverleening. De regtsbedeeling geschiedt door eene hoogste regtbank, twee arrondissementsregtbanken en eene graafschapsregtbank in elk der 31 graafschappen. Deze Staat zend twee Senatoren en 5 Volksvertegenwoordigers naar Washington. De hoofdstad is Columbia, maar de aanzienlijkste stad Charleston.
In den burgeroorlog van 1861—1865 was Zuid-Carolina een van de ijverigste Staten der Zuidelijke Confederatie. De geldelijke aangelegenheden van dezen Staat, te voren in een gunstigen toestand, zijn door die worsteling geheel en al in verwarring gebragt. De staatsschuld, in 1875 op 40 millioen gulden berekend, is in werkelijkheid veel hooger.