Jean Chapelain, een Fransch dichter, geboren te Parijs den 4den December 1595, studeerde in de medicijnen, legde zich vooral toe op de Oude en Nieuwe talen en wekte door zijne voorrede voor den „Adone” van Marini de opmerkzaamheid van Richelieu, die hem eene plaats bezorgde in de pas-opgerigte „Académie Française” en hem tevens belastte met de beschaving zijner eigene voortbrengselen en met het opstellen van de uitspraken der Académie over die van anderen. Nu werd hij het orakel van alle Fransche dichters.
De bijval, dien zijne sonnetten en madrigalen vonden, spoorde hem aan, om de geschiedenis der „Maagd van Orleans” in een heldendicht te bezingen. De hertog de Longueville koesterde daarvan groote verwachtingen en verleende hem een jaargeld; eerst na verloop van 20 jaar verschenen de eerste 12 zangen van het stuk, dat uit 24 zangen zou bestaan (1656). Vervolgens kwam er tot 2-maal toe een 3-tal zangen, terwijl de laatste 4 nooit zijn gedrukt. Het geheele handschrift bevindt zich in de Nationale Bibliotheek. De nieuwsgierigheid van het publiek was zoo groot, dat er in 11/2 jaar 6 uitgaven van de pers kwamen, doch niet minder groot was de teleurstelling. Wèl werd het door de vrienden van den hertog geprezen, maar het bezweek voor het oordeel van Boileau. De vervaardiger overleed op den 22sten Februarij 1674.