Cecrops, de eerste koning en de grondlegger der beschaving in Attica, was volgens de sage een autochthoon (uit den bodem des lands ontstaan) en had de gedaante van een man en van een draak.
Zijne gemalin was Agraulus, eene dochter van Actaeus, die hem onderscheidene kinderen schonk. Hij vereenigde de woeste bewoners des lands tot 12 demoi (stammen), stichtte den burg Cecropia en legde de grondslagen voor het huwelijk en het regt van eigendom.
Toen hij als scheidsregter geroepen werd tusschen Poseidon (Neptunus) en Athene (Minerva), die om het bezit van Attica streden, gaf hij te kennen, dat zijne uitspraak ten gunste zou wezen van dengene, die het nuttigste geschenk aanbood. Poseidon schiep toen het paard en Athene den olijfboom, waarna laatstgenoemde het oppergezag over Attica verkreeg en aan het landschap haren naam schonk.
— Apollodórus verhaalt deze sage op de volgende wijze: Toen de goden zetels wilden bouwen in Attica, kwam Poseidon het eerst en stiet zijn drietand in den grond, waardoor het meer Erechtheïs ontstond. Eerst daarna verscheen Athene en plantte den olijfboom; doch toen Cecrops voor de 12 goden werd geroepen om getuigen der waarheid af te leggen, verklaarde hij, dat Athene de eerste was geweest.
— Men vermeldt voorts, dat Cecrops door de bevordering van scheepvaart en handel zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt jegens zijn vaderland.
