Capistranus (Johannes), een Franciscaner monnik en een onvermoeid ijveraar tegen de ketters en de Turken, werd geboren te Capistrano op het gebied van Napels den 24sten Junij 1386. Op 30-jarigen leeftijd liet hij, door eene hemelsche verschijning aangespoord, zijne betrekking als lid van het crimineel geregtshof te Napels varen en voegde zich bij de orde der Fransciscanen. Zijn ijver strekte hem tot aanbeveling bij de pausen Martinus V, Eugenius IV en Helix V, en hij werd door hen benoemd tot legaat en inquisiteur te Napels en in den Kerkelijken Staat tot uitroeijing van de secte der Fraticellen (Fratres de opinione).
Toen de heilige Bernardino van Siéna eene meer gestrenge afdeeling stichtte van de orde der Franciscanen, bood Capistranus hem daarbij de behulpzame hand en werd tot 2-maal toe zijn vicaris-generaal. Op het concilie te Florence zocht hij de vereeniging der Grieksche kerk met de R. Katholieke tot stand te brengen. Paus Nicolaas V zond hem als legaat, als Hussieten-bekeerder en als aankondiger van een oorlog tegen de Turken naar Duitschland. Koning Frederik III hoorde in 1450 te Wiener-Neustadt den welsprekenden redenaar en wees hem een werkkring aan te Weenen. Hier predikte hij op de straten en markten voor eene ontzettende volksmenigte en maakte zijn Latijn verstaanbaar door zijne levendige gebaren.
Men verhaalt, dat hij in Moravië 16000 Hussieten bekeerd heeft. Een godsdienstig twistgesprek met Rokyczana, aartsbisschop der Hussieten te Praag, wees hij echter van de hand. In zijn ijver tegen de bedorvenheid van zijn tijd ging hij zoo ver, dat hij voorwerpen van weelde openlijk verbrandde. Te Breslau deed hij zelfs 40 Israëlieten, aangeklaagd van hostie-schennis, eerst pijnigen en toen in de vlammen van den brandstapel omkomen. Ook te Schweidnitz, Löwenberg en Liegnitz eischte zijne dweepzucht bloedige offers.
In 1454 stichtte hij Franciscaner kloosters te Krakau en te Breslau. Intusschen gaven de vorsten van Duitschland geen gehoor aan zijne oproeping tot een kruistogt tegen de Turken, doch hunne onderdanen des te meer, hoewel deze bij de nadering des vijands onder Mohammed III uiteengingen. Toen echter Belgrado, het bolwerk van Hongarije, door een Turksch leger was omsingeld, wendde hij zich met zooveel geestdrift tot de Hongaren, dat de dappere Johmnes Corvinus Bunyades zich weldra aan het hoofd kon stellen van een leger van 60000 man. Men verhaalt, dat Capistranus de orde onder dien troep wist te bewaren, de Turksche vloot verbrandde en het vijandelijk leger vernietigde, weshalve de Paus een feestdag vaststelde ter herinnering aan die redding van Hongarije.
Tallooze vermoeienissen en ellenden wierpen echter den ijveraar op het ziekbed, en hij overleed den 23sten October 1456 in een Franciscaner klooster te Illock. Hij was klein van gestalte en zeer mager, at geen vleesch, dronk geen wijn en gaf niet zonder de hoogste noodzakelijkheid zich over aan de slaap; maar in dat zwakke ligchaam woonde een sterke geest vol dweepzieken ijver voor de godsdienst, vol zelfverloochenenden moed, zoodat hij in 1690 door paus Alexander VIII heilig werd verklaard. Zijn gedenkdag is de 23sten October. Hij schreef „Speculum clericorum”, „De potestate Papae et de conciliis”, „De poenis inferni et purga- torii” enz.